Alfred Flesche – de Verwalter

Alfred Flesche werd de Verwalter (zaakgelastigde, aangesteld door de bezetter) bij Lippmann-Rosenthal. Hij werkte voor de nazi’s, maar stelde zich bijzonder op bij deze bank.

Flesche werd geboren op 24 maart 1892 in Rheinbrohl en trouwde in 1921 met Adele Rhodius, een dochter van Walter Rhodius. Walter was een een broer van de vader van F. R. H. Rhodius, van Rhodius Könings Handelsmaatschappij. Flesche volgde een opleiding in het bankvak en kwam in 1923 naar Haarlem. Hij werkte in Amsterdam, was van 1923 tot 1926 procuratiehouder bij de firma Rhodius op de Keizersgracht 121 en werd daar in 1926 directeur, wat hij tot 1939 bleef.
In 1939 trad hij af op verzoek van de Raad van Commissarissen aangezien de Engelsen hadden gedreigd de firma Rhodius op een zwarte lijst te plaatsen als Flesche aan zou blijven. Flesche werd daarop directeur van een dochtermaatschappij, Bohrens und Söhne. De naam van dit bedrijf werd gewijzigd in Bank voor Westeuropeeschen Handel. Deze bank verleende kredieten aan bedrijven die na 1940 werkzaamheden voor de Wehrmacht uitvoerden. Flesche bleef in de aandacht staan van Justitie en werd zelfs, volgens Lou de Jong, vijf dagen voor het begin van de oorlog gearresteerd op verdenking van spionage. Uiteraard werd hij bij de Duitse inval onmiddellijk op vrije voeten gesteld.

Flesche was sinds 1936 al voorzitter van de Deutsche Handelskammer für die Niederlande en zijn taak daar was de handelsbetrekkingen tussen Nederland en Duitsland te verstevigen.

In juli 1940 werd Flesche door Dr. Hans Fischböck, de Generalkommissar für Finanz und Wirtschaft, aangesteld tot Verwalter van Lippmann, Rosenthal & Co. en werd daardoor ook Verwalter van de 27 bedrijven die door Lippmann werden gecontroleerd. Flesche bemoeide zich maar weinig met de bedrijfsvoering, maar als beheerder streek hij een maandsalaris op van ƒ 1800,–, een bedrag wat in die tijd anderhalf maal zoveel was als de Minister van Oorlog verdiende.
De vestiging van Lippmann, Rosenthal & Co aan de Sarphatistraat werd later opgericht op grond van de verordening 148/1941 (roof van Joods vermogen). Flesche werd daar Treuhänder, de dagelijkse leiding van deze vestiging kwam in handen van Walter von Karger, een procuratiehouder van dit bedrijf die de titel van Directeur-Generaal kreeg.

Geweten
Flesche heeft verschillende pogingen gedaan om ontslagen te worden uit de functie van Treuhänder van de vestiging Sarphatistraat. Dat werd steeds weer geweigerd door Fischböck. Flesche liet elk jaar bij de jaarstukken van de vestiging Sarphatistraat vastleggen dat zijn bemoeienissen hem geen inkomsten opleverden. Daarnaast weigerde elke verhoging van zijn salaris als Verwalter én hij nam May en Fuld van de originele Lipmann – Rosenthal bank in bescherming, vrijwaarde hen van deportatie en zorgde ook dat de moeder van Fuld niet gedeporteerd werd.
Na de oorlog werd Flesche bij verstek veroordeeld, niet wegens roof van Joods bezit, maar vanwege spionage.

 

bron:
onderzoeksgids Oorlogsgetroffenen WO 2,  via http://www.oorlogsgetroffenen.nl/archiefvormer/Flesche
de Groene Amsterdammer.
email J. Rhodius d.d. 9 december 2020
“Familiebericht Rhodius”. “Algemeen Handelsblad”. Amsterdam, 1954/06/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 09-12-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000042888:mpeg21:p004
Lou de Jong, https://www.meertens.knaw.nl/loedejongdigitaal/orig-pages/nl.vk.d.5-1/pg_0616.pdf

laatst bijgewerkt:
10 december 2020