antisemitisme in Amsterdam

Was er antisemitisme in Nederland? Zeker, net zo goed als er onverdraagzaamheid was tussen protestanten en katholieken, andere Europeanen niet vertrouwd werden en allerlei groepen elkaar het licht in de ogen niet gunden.
Joodse Nederlanders hadden het wel zwaar te verduren – ze waren van werkkringen uitgezonderd door de gilden, de kruistocht van 1096 mondde uit tot de eerste grote Jodenvervolging en na de Eerste Wereldoorlog werden er fascistische politieke partijen opgericht. Ook na de Tweede Wereldoorlog zijn er fascistische en antisemitische groepen en individuen, gelukkig blijven ze in de marge.

Een antisemitische beweging in Amsterdam? Ja, er is nog een spotprent van en er is een verhaal.

De locatie is de Warmoesstraat 191 – 199 waar een café zit, “De Bijenkorf”. Het jaar is 1881.
De adressen op de Warmoesstraat waren winkels. Op 191 zat vleeshouwer D. Kepler, op 193 was glasmagazijn Böhmen van vader J .en zoon A. Lehmann, boven hem woonde kleermaker J. Citroen Rzn en koopman B. Gehring. Op 197 verkocht firma Wed J. Gerber & Zoon hun comestibles en voorraden voor schepen. Op 199, op de hoek met de Pijlsteeg, stond weduwe H. Kraij achter de tap. Op 195 vond de rel plaats waar het verhaal om draait. De locatie is bier- en koffiehuis De Bijenkorf van G. Polman.

In 1881 waren in Rusland de grote pogroms begonnen. Dichter bij huis voerde de Duitse hofprediker Stöcker een antisemitische hetze. Waarschijnlijk waren deze gebeurtenissen de reden waarom Polman de Joodse klanten weigerde bier te schenken. Deze klanten waren fatsoenlijke Joodse kooplieden, stamgasten, die dagelijks bij De Bijenkorf een biertje kwamen halen. Op 30 juli 1881 werd dit geweigerd.
De twee klanten waren hoogstverbaasd maar verlieten de zaak en lieten Polman voor wie hij was. Ze waren niet van plan om er ooit nog een voet over de drempel te zetten.

Maar het bleef niet bij deze twee klanten. Iedere klant die Polman voor Jood aanzag kreeg hetzelfde te horen: “aan Joden tap ik niet“. En dat leidde tot een confrontatie waar de politie aan te pas kwam. Joodse jongeren werden de zaak uitgezet omdat ze niet wilden weggaan toen de politie dat sommeerde.
Het verhaal van wat zich bij De Bijenkorf afspeelde ging al snel door de hele stad. Vanaf maandag 1 augustus trok de kroeg uitzonderlijk veel publiek.
Deze mensen kwamen niet om een pilsje te drinken, maar om de woede te luchten. Polman zag aan de woedende gezichten dat hij het “ik tap niet aan Joden” niet meer hoefde te zeggen. Hij trachtte de menigte de zaak uit te krijgen met de mededeling dat een glas bier ƒ 0,50 kostte, een groot bedrag in die tijd. De klanten lieten bier tappen maar wilde niet meer dan ƒ 0,15 betalen, wat leidde tot een confrontatie met stukgooien van glazen en een politiemacht die de orde moest herstellen. Op woensdag 3 augustus werd De Bijenkorf de hele dag belegerd. Joden van alle standen gingen de zaak binnen, dronken bier en wilden niet meer dan ƒ 0,15 betalen. Op straat werden kwartjes uitgedeeld en jongeren werden aangemoedigd om bier te gaan kopen. Ook op 3 augustus kwam het tot confrontaties.
Uiteindelijk wordt het publiek opgeroepen om naar zaken te gaan waar men fatsoenlijk, ongeacht de afkomst en zonder de bedompte atmosfeer van De Bijenkorf, zijn drankje kan nuttigen. Hoe het na de rellen met de zaak van Polman ging meldt het verhaal niet.
Een prent van deze gebeurtenis is hier te zien.

bron:
wikipedia,
geheugenvannederland,
ons amsterdam sep 1981,

laatst bijgewerkt:
4 maart 2020