Jacques Kattenburg

Jacques (Jacob Nathan) Kattenburg (Amsterdam, 26 juli 1877 – Amsterdam, 17 november 1947) was een zoon van Nathan Kattenburg (Haarlem, 17 mei 1842) en Cornelia Gomperts. Hij trouwde met Sara Schrijver (Den Helder, 1877 – Westerbork, 17 juli 1945) en het echtpaar kreeg de volgende kinderen: Alfred op 23 augustus 1907, Cornelia (Corrie) op 6 augustus 1910 (werd fotograaf) en Henri op 26 januari 1915.

Jacques volgde de driejarige HBS en kwam in Amsterdam in het kleermakersbedrijf van de familie te werk. Daarna ging hij nog zes jaar studeren in Londen, Brussel en Parijs en in 1898 behaalde hij in Parijs het diploma voor coupeur. Hij kwam terug naar Amsterdam en werkte 10 jaar als coupeur. Daarna trok hij naar Engeland om de fabricage van regenjassen volgens een nieuw procedé te bestuderen. Op bescheiden schaal ging hij bij terugkomst regenkleding produceren, en de kleine maatschappij die hij hiervoor oprichtte, “Hollandia” groeide uit tot een grote internationale onderneming met een wereldwijde export.
In 1911 werd de naam veranderd in Hollandia Kattenburg De onderneming was toen nog in de Warmoesstraat gevestigd waar men zeven percelen gebruikte en 500 man personeel had. Verdere uitbreiding was nodig, maar moest op een nieuwe locatie waar men in 1919 kon beginnen met 900 man personeel.

In 1927 werd in Manchester een dochteronderneming opgericht, Kattenburg Ltd. Ook dat bedrijf was een succes en moest in 1936 al op dubbele capaciteit gaan draaien.
In 1933 werd Hollandia-Kattenburg nog verder uitgebreid met NV Regenkleedingfabriek “Brabant” te Tilburg en in datzelfde jaar werd de NV Hollandsche Gummifabrieken “Weesp” opgericht. Daarnaast de Verenigde Nederlandse Rubberfabrieken te Heveadorp. Jacques Kattenburg was een groot industrieel, onderscheidde zich op maatschappelijk gebied en kreeg in 1936 Koninklijke belangstelling voor zijn werk door een bezoek van Koningin Wilhelmina aan zijn fabriek in Amsterdam. Jacques was onder andere lid hoofdbestuur van de S.A. Rudelsheimstichting.

Oorlog
In de oorlog was stond het bedrijf onder leiding van een Verwalter en werd het personeel in eerste instantie niet vervolgd. Dat veranderde echter en het grootste deel van de Joodse personeelsleden werd vermoord. Ook Jacques kwam in Westerbork terecht, had daar een bijzondere positie als leider van het naaiatelier en overleefde de kampen.

 

bron:
krantenartikel,
illustratie: met dank aan P. Horn,
geneanet

gepubliceerd:
2 mei 2016

laatst bijgewerkt:
12 januari 2023