Philip Bialowitz (25 december 1925 – 6 augustus 2016)

bialowitzphilipDe waarde van de verhalen van de mensen die het meemaakten is onschatbaar. Het aantal mensen dat het kan navertellen neemt in snel tempo af. Dus wanneer we de verhalen nog willen vastleggen moeten we niet dralen.

Op 9 september 2014 sprak Philip Bialowitz in het auditorium van de Hogeschool van Den Haag. Hij vertelde over zijn leven vóór, tijdens en na de sjoah.

Philip werd op 25 november 1925 geboren als Fiszel Bialowitz in Izbica. Deze plaats ligt tussen Warschau en Lvov – tegenwoordig in het oosten van Polen. Philip groeide op in een gezin met vijf broers en zussen.
In Izbica was 90% van de inwoners van voor de oorlog Joods. Door de nazi’s werd in Izbica een getto gevormd dat als doorgangskamp fungeerde voor Joden uit Polen, Duitsland, Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije op weg naar de vernietigingskampen Belzec en Sobibor. De oorspronkelijke Joden uit Izbica werden een tijd lang apart gehouden van het doorgangskamp en woonden aan de andere kant van de spoorlijn.
In 1943 waren de ouders en een zus van Philip al vermoord en tijdens een razzia (28 april 1943) werd de rest van het gezin, Philip, zijn broer en 2 zussen, opgepakt en in een vrachtwagen naar het 100 km verderop gelegen Sobibor vervoerd. Van alle Joodse inwoners van Izbica van voor de oorlog overleefden slechts 14 de sjoah.

Sobibor was geen werkkamp, Sobibor was geen gemengd kamp maar Sobibor was gebouwd met slechts één doel, vernietiging. 99,9% van de mensen die in Sobibor aankwam zou nooit meer vertrekken.

De enige kans die men had om niet direct vergast te worden was, wanneer bij aankomst, een deel van de al aanwezige “Arbeitsjuden” vervangen moest worden. “Arbeitsjuden” zijn de gevangenen die als slaaf werden ingezet om het kamp draaiend te houden.

Philip was 17 toen hij aankwam in Sobibor, en deze jonge leeftijd maakte het lastig om voor werk geselecteerd te worden. Er werd bij aankomst gevraagd of er professionals waren die konden werken, en Symcha Bialowitz (6 december 1912 – 14 februari 2014), de oudere broer van Philip, vertelde dat hij apotheker was en dat Philip zijn assistent was. Het lukte, Simcha en Philip werden uit de groep gehaald die wachtte op de dood.

In deze groep zaten zijn twee zussen en ook zijn nichtje. Zijn nichtje was 7 jaar oud, ze omarmde hem. Later sprak Philip een voormalige buur uit Izbica, die het haar van zijn jongste zus had geknipt voordat ze vergast werd. Zijn zus was vreselijk bang en vroeg hoe lang het zou duren.

Ze wisten dat de dood hen wachtte; de meeste Poolse Joden wisten, in tegenstelling tot de Nederlandse Joden, wat Sobibor betekende. Ondanks dat dat door de nazi’s zo goed mogelijk verborgen werd gehouden was het in Polen bekend.
De gevangen die vergast gingen worden werden geïntimideerd en waren te ziek en zwak om nog te vechten.

Bij latere transporten, met name wanneer Nederlandse Joden aankwamen, was het schrijnend om te zien hoe men arriveerde. Men was doodmoe na de drie dagen en nachten durende rit in een veewagon. Men was blij dat men kon uitstappen. Men stapte uit in een keurige omgeving, waar men door netjes uitziende Arbeitsjuden uit de wagons werd geholpen. Er werden zelfs fooien gegeven aan de Arbeitsjuden voor de keurige hulp. Daarna volgde een toespraak waarin de slachtoffers door een hoge Duitse officier welkom geheten werden en de verontschuldigingen werden aangeboden omdat men nog niet direct naar de verblijven kon. Er werd verteld dat men eerst ging douchen maar men kon eerst nog een postkaart schrijven voor het thuisfront. Na het schrijven van de postkaart kon men de kleding uittrekken, de vrouwen werd het haar afgeknipt en men ging naar de doucheruimtes van 12 x 12 m waar men pas, wanneer het al te laat was, besefte dat men vergast werd. Dat duurde zo’n 15 minuten waarna het weer stil werd bij de gaskamers.

Simcha en Philip zaten zo’n zes maanden in Sobibor tot de opstand van 14 oktober 1943. In die tijd onderging hij veel geweld, hij werd geslagen, er werden zwepen gebruikt en hij zag veel van zijn vrienden verdwijnen.
De gevangen begrepen dat de beste vorm van verzet de ontsnapping zou zijn. Ze beseften dat ze uiteindelijk ook gedood zouden worden. Sobibor werd goed bewaakt. Er werden plannen gesmeed voor een opstand en met name Leon Feldhendler (Lublin, 1910 – Lublin, 6 april 1945), de zoon van een rabbijn, was een drijvende kracht achter de plannen voor de opstand. Er waren in Sobibor zo’n 600 gevangenen en er was nog nooit eerder massaal gevochten door de gevangen. Deze gevangenen wilden wel vechten voor hun leven.

In september 1943 kwam er een grote groep Russische soldaten aan. Zij waren Joods-Russische krijgsgevangen en op zo’n 80 personen na werden ze vergast. Dit was de “fout” van de nazi’s. Deze 80 soldaten wisten wel hoe er gevochten moest worden. De drijvende kracht van deze groep was Alexander (Sascha) Pechersky (22 februari 1909 – 19 januari 1990). Hij werd de grote organisator van de komende opstand. Om dat te doen moest er een structuur worden opgezet en Philip werd ingezet om boodschappen tussen verschillende delen van het kamp over te brengen. Er werden strijdgroepen gevormd en messen en bijlen verzameld om de officieren te doden.

Op 14 oktober 1943 brak de opstand uit. Het was een militaire operatie. Sleutelfiguren onder de nazi’s werden gedood, de elektriciteits- en telegraaflijnen werden doorgeknipt waardoor er geen versterking kon worden aangevraagd. Het was een actie voor de familie en voor alle Joden die in Sobibor vermoord waren. Er was afgesproken dat men, wanneer men zou overleven, de wereld zou vertellen wat er in Sobibor gebeurd was. Na het uitbreken vluchtte men naar de bossen. Bewakende Oekraïners schoten met machinegeweren op de vluchtenden en men moest door een mijnenveld dat om het kamp heen lag.
Simcha en Philip haalden de “veilige” bossen, met in totaal zo’n 200 van de gevangenen. Men moest zich verstoppen, uit de handen blijven van de antisemitische bewoners en nazi’s waarbij Philip in de lezing aantekent dat de Polen die Joden hielpen daarmee wel de doodstraf riskeerden. Uiteindelijk waren aan het einde van de oorlog nog 42 mensen in leven die uit Sobibor ontsnapt waren (waaronder de Nederlandse Selma Wijnberg). De opstand in Sobibor was in grootte de grootste opstand na die van Warschau.

Simcha en Philip overleefden de oorlog door de vele mensen in Polen die hen hielpen, met gevaar voor eigen leven. Daarom kan Philip nu nog steeds waarschuwen voor dat wat de mensen elkaar kunnen aandoen en waarschuwen voor de Sobibors’ in de wereld. Hij is een levende getuige die zijn leven gewijd heeft aan het vertellen van dit verhaal.

In Sobibor vocht men voor een betere toekomst en een leven zonder genocide. Er zijn echter na al die jaren nog steeds nieuwe Sobibors’ op tal van plaatsen in de wereld. In het Midden Oosten, in Afrika en zelfs nu wordt er nog gebouwd aan wapens tegen de Joodse staat.

Aan het einde van zijn lezing zong Philip Bialowitz twee liederen. Een Jiddisj lied en, zeer aangrijpend: “Overal waar de meisjes zijn“. Hij had dat Nederlandse lied in Sobibor geleerd van de Nederlandse gevangenen.

bron:
lezing Philip Bialowitz 9 september 2014, Den Haag

Aanvullende informatie:
http;// en.wikipedia.org, Izbica Ghetto (geraadpleegd 13 sep 2014)
Holston, Bill, Philip Bialowitz: The Witness of Sobibor op artandseek.net (geraadpleegd 13 sep 2014)

foto:
© Rob Snijders voor joodsamsterdam.nl

laatste aanpassing:
22 september 2019

© Rob Snijders, september 2014