Sam Englander

englandersamuelhenri2Samuel Henri Englander (Amsterdam, 26 september 1896 – Sobibor, 11 juni 1943) was een zoon van Nathan Englander en Lea Rimini. Hij had nog vier broers en drie zuster.
Al op 20-jarige leeftijd werd Sam benoemd tot dirigent van de Grote Sjoel te Amsterdam en hij bracht alle koren waarbij hij betrokken was tot een hoger niveau, en het Joodse Mannenkoor zelfs tot internationale faam.
Englander verzorgde met zijn koor de sjoeldiensten, maar trad ook op bij choepa’s en het Mannenkoor gaf concerten met religieuze muziek.
In 1921 trouwde Englander met Judith Biet (Amsterdam, 27 maart 1899 – Sobibor, 11 juni 1943).
Het echtpaar kreeg drie kinderen:
Cato (Amsterdam, 7 mei 1922 – Sobibor, 11 juni 1943),
Lea (Amsterdam, 6 september 1925 – Sobibor, 11 juni 1943)
Nathan Samuel (Amsterdam, 16 maart 1932 – Sobibor, 11 juni 1943) (Werd ook Chananja- Nannie genoemd).
Ten tijde van de oorlog woonde het gezin Englander op de Nieuwe Keizersgracht 64-1.

Bij het twintigjarig jubileum van Englander stond er een groot artikel in het NIW van 12 januari 1934.

Ter gelegenheid van het 20-jarig jubileum van de heer S. H. Englander als musicus, zal op zondagavond 14 januari in de Grote Zaal van het Concertgebouw een feestconcert worden gegeven, waaraan medewerking verlenen de Gem. Zangvereeniging „Vox Humana”, de Kerkelijke Zangkoren „Lechowod Ulesifeeres”, “Het Amsterdamsche Joodsche Koor” en Amstel’s Mannenkoor „Harmonie”, het geheel onder leiding van den dirigent Englander.

Het gevarieerd programma vermeldt een aantal goede koorwerken en tot slot zal Roeske’s „Gebed voor den Tempel” worden gezongen. Dat zal een mooie avond worden. Het programma bevat onder meer een „Voorwoord” van de hand van de heer Maurits Hamburg, dat wij op verzoek hieronder laten volgen: „Ten tweede male noodt ons een jubileum van S. H. Englander te bepalen, welke plaats deze markante figuur in de Amsterdamse muziekwereld zich heeft verworven en hoezeer hij, als herscheppend kunstenaar, de vocale volkskunst en de Nederlands- Joodsche cultuur aan zich heeft verplicht.

Door Victor Schlesinger, toentertijd voorzanger bij een der Amsterdamse synagogen, in de beginselen van de muziek onderricht, ziet Englander in 1916 zich op 20-jarige leeftijd als dirigent voor het koor der Grote Synagoge geplaatst. Na enige jaren studie bij Olman, mejuffrouw Van Ancum en les Bos stelde hij zich onder de leiding van Fred. Roeske, koorleider en pedagoog bij uitnemendheid. De invloed van Roeske op de muzikale en aesthetische vorming van Englander is zodanig, dat zonder enige overdrijving Roeske de geestelijke vader van Englander moet worden genoemd.

Als dirigent van de Grote Synagoge voorziet hij het koor aldaar in de loop der jaren van een nieuw, uitgebreid repertoire; alle bewerkingen voor mannenkoor (verreweg het grootste gedeelte der synagogale koorwerken Is voor gemengd koor geschreven) van eigen hand. Het is overbodig hier te wijzen op de vermaardheid, die het koor van de Grote Synagoge te Amsterdam — later voor bepaalde gelegenheden omgedoopt in „Amsterdams Joods Koor” — in binnen en buitenland zich heeft verworven. Vermeld zij slechts het internationaal concours van synagogale koren, in 1928 door het Joods Weekblad „The Jewish Chronicle” uitgeschreven en te Londen gehouden, bij welke gelegenheid Englanders koor de eerste prijs wist te behalen.

Als leider van het Amsterdams Joods Koor, welbekend door radio-uitzendingen en concerten, welk koor speciaal optreedt als vertolker van het Jiddisch volkslied, heeft Englander pioniersarbeid verricht. Eenstemmig prijst steeds de pers deze uitvoeringen, memoreert ook steeds de typisch-persoonlijke bewerkingen van de hand van de dirigent.
Nog onlangs wijdde de bij uitstek deskundige Alice Jacob Loewensohn in de Jüdische Rundschau een uiterst waarderende bespreking aan deze bewerkingen van Englander.

Een overzicht van Englanders werkzaamheid bij het Joodse koor zou onvolledig zijn, als er niet in het bijzonder melding werd gemaakt van de vele radioconcerten, die het Amsterdams Joods Koor met medewerking van beroemde, buitenlandse voorzangers gaf, van de jongste concerten en de bijzondere, synagogale dienst met Sirota, de beroemdste voorzanger der wereld en ten slotte van de medewerking, die het koor verleende ‘bij het 250-jarig bestaan van de Grote Synagoge te Amsterdam en bij het bezoek van H. M. de Koningin aan deze Synagoge in het jaar 1924.

Intussen — in 1921 — heeft zich aan de overzijde van het IJ de gemengde Zangvereniging „Kunst en Strijd” geconstitueerd en de jonge Englander als leider tot zich geroepen. Als vertolkster niet alleen van het socialistisch strijdlied, maar ook van het kunstlied in de ruimere betekenis verwierf de vereniging onder Englanders leiding grote vermaardheid en als bekroning van een 12-jarige serieuze studie gaf „Kunst en Strijd” in het jongste voorjaar een zeer gave, voortreffelijke uitvoering van de opera „Orpheus” van Von Gluck, in concertvorm.

In Juni 1932, nauwelijks 5 maanden dirigent van Amstels Mannenkoor „Harmonie”, behaalt Englander op het internationaal concours van „Onderlinge Oefening” met de zeer moeilijke en in moderne trant geschreven „Memoria Judaeorum” van Sem Dresden de derde prijs. Nadien treedt Englander nog enige malen met „Harmonie” bij concerten op en telkens wijst de pers op de zeer bijzondere kwaliteiten en uitvoering van dit koor. Voorts is Englander nog dirigent van het gemengde koor „Vox Humana” te Zaandam, een klein ensemble met mooi materiaal, waarmee hij onder andere in 1931 op een concours te Zandvoort de eerste prijs in de vierde afdeling verwierf, benevens de eerste ereprijs met het hoogst aantal punten van het gehele concours.

Élk jubileum is een raakpunt tussen Verleden en Toekomst.

Gezien het hierboven geschetste Verleden, moge ik dit voorwoord besluiten met slechts deze ene, korte opmerking ten aanzien van Englander: het Verleden is de beste waarborg voor de Toekomst.”

verder
Judith Biet werd geboren in het gezin van Coenraad Biet (Amsterdam, 10 jan 1853 – Amsterdam, 25 juni 1940) en Fijtje de Hond (Amsterdam, 20 augustus 1854 – 1917).
Judith had meerdere broers en zussen:
Johanna (Amsterdam, 30 september 1876 – Sobibor, 9 april 1943)
Gompert (Amsterdam, 15 oktober 1879 – 1898)
David (Amsterdam, 11 juli 1881 – 1903)
Mozes (Amsterdam, 5 februari 1891 – Annaburg, 30 april 1943)
Joseph (Amsterdam, 14 november 1892 – 1898)
Sara (Amsterdam, 6 september 1894 – Sobibor, 3 september 1943)
Henrica (Amsterdam, 28 november 1895 – Auschwitz, 24 september 1943)
Aaron (Amsterdam, 4 oktober 1897 – Auschwitz, 31 januari 1944)
Judith (Amsterdam, 27 maart 1899 – Sobibor, 11 juni 1943).

Judith werd geboren op Rapenburg 20, waar het gezin in 1893 ging wonen. In 1926 verhuisden haar vader naar de Kazernestraat 10.

bron:
Nieuw Israëlietisch Weekblad, 12 jan 1934, De koor-dirigent S H Englander jubileert
www.joodsmonument.nl, lemma Samuel Henri Englander (geraadpleegd 3 december 2015)
stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Coenraad Biet

Illustratie:
Nieuw Israëlietisch Weekblad, 12 jan 1934, De koor-dirigent S H Englander jubileert

Laatst bijgewerkt:
13 september 2019