Stroomarktsjoel

Waterlooplein 54 -afgebroken in 1959- interieur van de Hoogduitse Synagoge in de Sleeperssteeg (tussen Waterlooplein/Houtgracht 50 en 56), gezien naar het zuiden. Van 1648-1671 Hoogduitse synagoge, daarna paardenstal en pakhuis, van 1768-1809 synagoge voor de ongehuwde leden van het begraafcollege Gemiloeth Chassadiem, van 1809-1928 opnieuw synagoge voor de Hoogduitse gemeente, daarna pakhuis. Tekening. Zeldenrust, Leo K. (1905-1977). 1937. Collectie Stadsarchief Amsterdam: tekeningen en prenten. 010097001766

De Waterloopleinsynagoge in haar laatste vorm werd aan het einde van de 18e eeuw gebouwd en stond aan het Sleeperssteegje. De synagoge werd binnen het jargon de Stroomarktsjoel genoemd. Al eerder stond op deze locatie een synagoge.
Op 25 januari 1648 werd het plan opgevat om het hoekhuis Houtgracht – Sleeperssteeg aan te kopen, en ook het pakhuis daarachter en een drietal huisjes in de steeg. Er moest een synagoge annex vleeshal en andere bijgebouwen komen.
Tijdens het oprichten van deze sjoel speelde Parnas Eleazer Mozes een belangrijke rol.
Al op de 31 januari 1648 volgt de aanbesteding van “drie huizen op ’t erf gelegen op Vloyenburg op de Nieuwe Houtgracht over de Joden Kerk” en er wordt afgesproken dat -tijdens de bouw- op zaterdagen op het erf en het werk niet zal worden getimmerd of gemetseld.
Het plan wordt slecht gedeeltelijk uitgevoerd. Later wordt alleen het benedendeel van een pakhuis als synagoge in gebruik genomen.
Op 29 juni 1648 protesteren de christelijke buren tegen de bouw en de Burgermeesteren van de stad verbieden de bouw. De autoriteiten komen later in een betere relatie met de bestuurders van de sjoel, op 29 oktober 1648 wordt de bouw bezocht door Andries Bicker en de schepen Frans Banning Kock (inderdaad, van de Nachtwacht).
Het gebouw heeft verschillende bestemmingen gehad. Van 1648 – 1672 was het een Hoogduitse synagoge. Daarna werd het gebouw gebruikt als paardenstal en pakhuis. Bijna 100 jaar later, in 1768, wordt het opnieuw een synagoge voor de ongehuwde leden van het begraafcollege Gemiloeth Chassadiem. Dat blijft zo tot 1809, en dan wordt het gebouw opnieuw een synagoge voor de Hoogduitse gemeente. Het pand blijft dat tot 1928, daarna wordt het een pakhuis.
Nadat de Houtgracht gedempt was, was het adres van de synagoge Waterlooplein 54.

Voor de Tweede Wereldoorlog schrijft Jaap Meijer dat deze sjoel er al vervallen uitzag. Hij observeert dit wanneer hij het gebouw bezoekt tijdens zijn seminarie-tijd met de heer S. Sohlberg.
Beneden in de sjoel was het metaheir-huis (waar doden afgelegd worden).

bron:
wikipedia,
www. jhm.nl,
stadsarchief Amsterdam.
Meijer, Jaap, Het verdwenen ghetto (Amsterdam 1948) 29

Laatste aanapssing:
9 oktober 2019