Joseph Pinto

door Maaike van Arend

José Pinto, of Joseph (ook Josef) zoals hij in Nederland zou heten, was een van de Portugese Joden die zich aan het begin van de zeventiende eeuw in Amsterdam vestigden; uit de Amsterdamse notariële aktes blijkt dat Joseph zich in 1614 al in Amsterdam bevond. Hij was een gewone handelsman en misschien zou zijn aanwezigheid onopgemerkt voorbij zijn gegaan, ware het niet dat hij zijn deel had in het onderhouden en opzetten van de eerste synagoges in Amsterdam. De allereerste groep Joden die naar Amsterdam kwam, de nieuwe christenen, oefenden hun geloof nog verborgen voor de buitenwereld uit. Hun diensten werden sinds 1603 bij Jacob Tirado, de oprichter van de naar hem genoemde gemeente Beth Jacob, thuis gehouden. In 1614 werd er een huis aan de Houtgracht gehuurd om de diensten te houden. Dit huis heette ‘de Antwerper’ en daar is waar we Joseph tegenkomen.

In 1614 werd er met de eigenaresse, Ibel Hendrickx, een contract opgemaakt voor een 10-jarige huur van het pand ‘de Antwerper’ met een mogelijke verlenging van tien jaar meer. Joseph Pinto stond genoemd in het huurcontract als de huurder daar de eigenaren wilden dat het huis bewoond werd, maar de rijkste leden van de gemeente Beth Jacob betaalden de huur. Joseph en zijn echtgenote Ester woonden op die manier gratis in de synagoge in ruil voor hun werk van onderhoud en schoonhouden van de ruimtes. In 1618 kwam het echter tot onmin tussen de leden van de gemeente. De ruzies liepen zo hoog op dat de gemeente zich in twee groepen splitste en dat de afsplitsende groep een nieuwe gemeente wilde stichten die gekend zou worden als Beth Israel. Joseph vormde deel uit van de afgesplitste groep en het eerste wat er geprobeerd werd, was de controle te houden over de huissynagoge ‘de Antwerper’. Ze leken de wind mee te hebben, want Joseph Pinto woonde daar immers en had de status van huurder op het contract. Natuurlijk waren de leden van de Beth Jacob, die de huur tot nu toe betaald hadden, het er niet mee eens en ze lieten bij de notaris vastleggen dat Ibel Hendricks bevestigde dat ze nooit geld van Josef gehad had, maar dat alles betaald was door de mannen van de gemeente Beth Jacob.

Hoe dan ook vertikte Joseph het om het huis te verlaten. Op 11 juli 1618 hield hij de deuren gesloten en de eigenaresse moest, samen met haar echtgenoot, wat bedenken om het huis terug te krijgen. Hans Jorisz van Hontum, de man van Ibel, legde bij de notaris vast dat ze Joseph niet als huurder erkenden en dat ze hem verantwoordelijk stelden voor geweld en alle schade aan de woning. Het is niet moeilijk om te bedenken dat hij iets van plan was, en inderdaad: op 12 juli 1618 ging Hans naar het huis ‘de Antwerper’ en zei naar binnen te willen. De persoon die opendeed, stond dit niet toe, zeggende dat Joseph Pinto niet aanwezig was. Maar Hans was niet voor één gat te vangen; hij klom door een raam naar binnen en op de bovenverdieping zag hij Joseph, vergezeld van zo’n 16 à 20 mensen. Toen Pinto hem zag, verplichtte hij hem het huis te verlaten, wat hij moest doen via het buurhuis van Steven Cardoso. Het zal er ongetwijfeld niet zacht aan toe gegaan zijn als Hans op die manier uit het huis moest vluchten. Diezelfde avond nog diende Joseph een klacht tegen Hans en Ibel in, zeggende dat ze zijn huis binnen waren gekomen door het breken van deuren en ramen en dat hij hen verantwoordelijk stelde voor alle schade. Het echtpaar antwoordde weer dat ze niets met Pinto te maken hadden.

Ondanks dat de nieuwe gemeente probeerde om externe gemeentes (in Salonika bijvoorbeeld) zonder succes aan hun kant te krijgen, werd het vrij gauw duidelijk dat de leden van Beth Israel eieren voor hun geld kozen en op zoek gingen naar een nieuw onderkomen voor hun gemeente. Joseph huurde al heel snel een magazijn aan de Houtgracht, vlakbij de ‘de Antwerper’ en een ander magazijn welke achter de Breestraat lag. Deze magazijnen werden samengevoegd en omgebouwd tot een synagoge met ruw gehouwen plafonds en elegante galerijen, de grootste van de drie aanwezige gemeentes in Amsterdam, genaamd Beth Israel (Neve Salom was in 1608 al van de eerste, Beth Jacob, afgesplitst). Toen de drie gemeentes in 1639 eindelijk besloten om hun verschillen opzij te zetten, zou dit, na de nodige aanpassingen en verbeteringen, de gezamenlijke synagoge worden.

Natuurlijk was Joseph Pinto hier ook niet degene die de huur betaalde, maar slechts de huurder. In december 1636, na het overlijden van Joseph (29/09/1635), maakte zijn vrouw Ester haar testament op, waarin ze aangaf dat haar man en zijzelf gedurende 25 jaar hun onbetaalde diensten aan de synagoge hadden bewezen en dat ze wilde dat haar nalatenschap gebruikt zou worden om de mortale resten van haarzelf en die van haar man naar het Heilige Land te brengen. Dit laatste is nooit gebeurd; zowel Ester, die in 1647 overleed, als Joseph liggen allebei nog op Beth Haim in Ouderkerk aan de Amstel.

Joseph Pinto was directe familie van Paulo Jacomo Pinto, de oprichter van de eerste Middelburgse synagoge en de aankoper van de terreinen die enkele jaren later als begraafplaats voor de Portugese gemeente zou dienen. Joseph was een volle neef van moeder van Paulo Jacomo Pinto, maar ook van diens schoonvader die op zijn beurt een oom van Paulo Jacomo was. De Middelburgse Sefardische gemeente was nauw verbonden met de Amsterdamse; de eerste rabbijn was Jacob Judah Leon en belangrijke figuren als de rabbijn Menasseh ben Israel, de schrijver Joseph Penso de la Vega, of de eerste Jood die in Engeland de titel van “Sir” kreeg, Salomon de Medina, hadden directe banden met de Middelburgse gemeente.

De geschiedenis van Sefardisch Middelburg in de Gouden Eeuw is te lezen in het boek “De Jood Pinto”. Paulo Jacomo Pinto, die overigens niets te maken had met de steenrijke de Pinto’s, was gedurende ruim 30 jaar de spil van deze gemeente, maar ondanks dat hij een begraafplaats in Middelburg aan liet leggen, werd hij zelf in Ouderkerk aan de Amstel begraven, evenals zijn beide echtgenotes en later vrijwel al zijn nazaten. In het boek worden ook de belangrijkste personen van de gemeente besproken, waarvan lang niet iedereen in Middelburg geboren was of altijd daar woonde, maar die wel van grote invloed waren voor het reilen en zeilen van deze gemeente.

Titel: DE JOOD PINTO, Sefardisch Middelburg in de Gouden Eeuw.
Schrijfster: Maaike van Arend
Prijs fysiek exemplaar:  € 17,45 
Link: https://publishnl.bookmundo.com/books/350715
Prijs e-book: € 5,00
Link: https://publishnl.bookmundo.com/books/387089

bron:
verhaal Maaike van Arend

illustratie:
boek Maaike van Arend
Ingrid Gommers-Bergmann: grafsteen Paulo Jacomo Pinto en Sara, Ouderkerk aan de Amstel.

gepubliceerd:
24 september 2024

laatst bijgewerkt:
24 september 2024