Abraham Roos werd op 2 oktober 1900 in Hilversum geboren als zoon van Jacob Roos en Antje Hartogs. Hij was de broer van Esther Roos. Abraham huwde met Rosalie Asscher (Amsterdam, 17 maart 1910 – Amstelveen, 22 april 1990) en zij kregen drie zoons. Abraham overleed te Breda op 22 april 1980. In het NIW van 30 januari 2004 staat het volgende verhaal over Abraham Roos:
Verzet in gemeentehuis
In het gemeentehuis van Amerongen zetelde van oktober 1944 tot februari 1945 Nederlands enige Joodse burgemeester in oorlogstijd, benoemd door de Duitse Ortskommandant. De burgemeester heette eigenlijk Abraham Roos, maar ging door het leven als Theodorus Marinus van Leur. In feite was Van Leur overleden, maar Roos had zijn papieren. In 1967 schreef Mau Kopuit het verhaal voor het NIW op.
Roos, zijn vrouw en zoons Jaap en Sal (vier en zes) doken in 1943 elk op een ander adres onder. Roos gaf zich in Amerongen uit voor vertegenwoordiger Van Leur. Na Dolle Dinsdag hielp hij als vrijwilliger op het gemeentehuis de opvang van evacués uit de zuidoosthoek van Utrecht organiseren. Hij richtte een noodziekenhuis in en een centrale keuken en moest 1500 Duitse soldaten inkwartieren.
“Ik had opdracht het contact tussen bezetter en bevolking soepel te laten verlopen,” vertelde hij aan Kopuit. De Duitse soldaten kwartierde Roos in bij nsb-ers in Amerongen. “Dezen hebben daar zelfs nog over geklaagd. Maar het was niet moeilijk aan te tonen, dat juist in die huizen plaats was.”
Als dank benoemde de Ortskommandant hem tijdens een gezellig avondje tot burgemeester; de NSB-burgemeester en zijn loco waren juist weggestuurd wegens disfunctioneren. “Het was een gekke gewaarwording als ondergedoken jood”, aldus Roos.
Als burgemeester Van Leur zat Abraham Roos bij Duitse besprekingen en seinde hij berichten uit het gemeentehuis naar de geallieerden, waardoor ze onder meer het hoofdkwartier van de SS konden bombarderen. Hij haalde kaarten uit het Bevolkingsregister, waarschuwde voor overvallen en liet de Ortskommandant Ausweisen tekenen voor neergekomen Engelse piloten.
Via visman Zwartjes liet Roos zijn vrouw Ro, die in Amstelveen als dienstmeisje werkte, naar Amerongen komen. Daar werd ze onder haar valse naam voorgesteld aan ‘burgemeester Van Leur’, met wie ze al tien jaar gehuwd was maar die ze een jaar niet had gezien, vertelt zoon Sal uit Amstelveen nu. De Ortskommandant betrapte de burgemeester met zijn ‘nieuwe inwoonster’ in het gemeentehuis tijdens het weerzien en drong aan op een huwelijk. De papieren lagen al klaar.
Toen weigerde Roos echter op bevel van de Wehrmacht zestig mannen aan te wijzen voor de Organisatie Todt. Hij werd zelf als lid van die organisatie naar Veenendaal gevoerd. Roos bleef actief in het verzet.
Na de bevrijding zochten Abraham en Ro een maand naar hun zoontjes, die ze vonden in Friesland en Groningen. Het gezin hield contact met Jan van Ingen, een verzetsman met een houten been die midden in de tabaksvelden van Amerongen een zender in een kelder had.
Zoon Sal is als jongetje een keer in het gemeentehuis van Amerongen geweest. Het is gerenoveerd en staat op Hof 1.
bron:
http://www.maxvandam.info/humo-gen/family/humo_/F27839/I74717/
laatst bijgewerkt:
24 september 2019