Wat staat er op een Matseiwah?

Bijna alle Joodse grafschriften beginnen met eenzelfde tekst: פנ (P.N.), de afkorting van ‘Po Niqbar’, hier is begraven, of met פט (P.T.), ‘Po Tamoen’, hier is verborgen, dan volgen de naam, de geboorte- en overlijdensdatum en eventueel nog een nadere aanduiding van de persoon, waarna het grafschrift wordt beëindigd met תנצבה (T.N.Ts.B.H.), ‘Tijeh Nisjmato Tseroera Bitsoer Hachajim’, zijn/haar ziel zij gebundeld in de bundel van het eeuwig leven.

Op de grafstenen van de afstammelingen in mannelijke lijn van de hogepriester Aaron, de priesters en levieten, die zorg moesten dragen voor de in 586 voor Christus en 70 na Christus verwoeste tempels van Jeruzalem, zijn vaak figuren afgebeeld: twee zegenende handen op priestergraven en een waterkan op de graven van levieten.
Mensen met de naam כוהן, Kohen/Cohen (priester) of verwante namen als Caan, Cahen, Caenen, Kohnstamm etc., worden vaak aan de buitenkant van een grafveld begraven, langs het zogenaamde Kohaniempad – kohaniem is het meervoud van kohen. Omdat begraafplaatsen onrein zijn, is het priesters verboden deze te betreden. Deze paden zijn echter niet onrein, zodat een kohen toch het graf van een familielid kan bezoeken.

Gedragsregels bij het bezoeken van een begraafplaats
Begraafplaatsen zijn op sjabbat en Joodse feestdagen gesloten.  Heren dienen het hoofd te bedekken. Het wordt gezien als respectloos om over graven heen te lopen, er te eten, te drinken of te roken of tegen de zerken te leunen. Om een zerk nader te bekijken – en niet over het graf te lopen – benaderd men deze van de zijkant.

bron:
www.wikipedia.nl, lemma Joodse begraafplaats (geraadpleegd 14 november 2016).

laatst bijgewerkt:
23 september 2019