Amsterdamse Schouwburg en de Joodse minderheid

Vanaf 1637 was op de Keizersgracht ter hoogte van nummer 384 de Amsterdamse Schouwburg gevestigd. Deze eerste stenen schouwburg werd gebouwd door Jacob van Campen in opdracht van het Burgerweeshuis en het Oudemannenhuis, de twee instellingen die de recettes van de voorstellingen zouden gaan ontvangen. Het gebouw brandde in 1772 af en alleen de schouwburgpoort bleef behouden.

Sefardim en Asjkenazim

Rond 1600 vestigden zich vanuit Antwerpen en het Iberisch schiereiland nieuwe immigranten in Amsterdam van wie de voorouders gedwongen gedoopt waren tot het katholicisme. De relatieve vrijheid van godsdienst zorgde ervoor dat zij ook voor de buitenwereld terug konden keren tot het geloof van hun voorouders. Deze Sefardische Joden beschikten over goede handelscontacten in de Spaans- en Portugeestalige wereld en werden een belangrijke factor in de economische ontwikkeling van de stad. Rond 1650, na het sluiten van de Vrede van Munster (1648), kwam er een tweede grote Joodse immigratiegolf naar Amsterdam. Dit waren Joden uit Oost-Europa, Asjkenazische Joden genoemd, en veel van hen waren arme, berooide vluchtelingen.
Naast deze immigratiegolf van Asjkenazische Joden kwamen in deze periode meer Sefardische Joden naar Amsterdam, waaronder grote bankiers die door de economische crisis in Antwerpen deze stad verlieten. Een voorbeeld van hen is de familie Lopes Suasso, die in 1652 naar Amsterdam kwam en in 1688 de financiers waren van de overtocht van Willem III naar Engeland.1
Er waren contacten tussen beide groepen en er werd in de eerste periode hulp geboden aan de arme Asjkenazische gemeenschap vanuit de Sefardische gemeenschap, onder meer bij het begraven van de doden. Tegelijkertijd waren er veel verschillen en kwamen de Sefardim uit een rijkere culturele traditie.

Toneel
Een van die Sefardische tradities was het toneel. Spaanse toneelstukken waren een populair genre in de Amsterdamse Schouwburg en zeker bij de Sefardische gemeenschap. Juist deze toneelstukken waren een significante pijler onder het succes van de Amsterdamse Schouwburg.2
Al in de eerste decennia na hun vestiging in de stad kwam de Sefardische gemeenschap in de financiële positie om naar het toneel te gaan. De Sefardische Joden waren niet alleen van groot belang als toeschouwers, maar vormden ook de spil voor de vertaling van de stukken vanuit het Spaans.3 Gegevens over de achtergrond van de toeschouwers in de Amsterdamse Schouwburg zijn er niet, maar wel werd er binnen de programmering van de schouwburg een stuk opgenomen met een Joods thema.

Hester, oft Verlossing der Jooden
Van 1659 tot 1719 werd Hester, oft Verlossing der Jooden door Johannes Serwouters in de Amsterdamse Schouwburg opgevoerd.4 Dit stuk was een toneelbewerking van het verhaal van Poerim (Lotenfeest). Het thema van het verhaal is de beeldschone Joodse Esther die trouwt met koning Ashaveros van Perzië en daardoor koningin wordt. Samen met haar oom Mordechai redt zij het Joodse volk van de door grootvizier Haman beraamde uitroeiing. Haman wordt tenslotte ter dood veroordeeld.
Serwouters was samen met Jan Vos en Tobias van Domselaer schouwburghoofd en vertaalde meer Spaanstalige stukken. Hij was op de hoogte van het belang van dit verhaal voor de Sefardische gemeenschap en benoemde in zijn voorwerk het Poerimfeest, dat ‘noch jaarlijx’ door de Sefardim gevierd wordt ter ere van Esther’.5
Tekstvergelijking heeft vastgesteld dat de Nederlandse speeltekst van Serwouters is voortgebracht en vertaald vanuit uit een Spaanse bron, te weten La hermosa Ester van Felix Lope de Vega y Carpio (1562‑1635).6 Het is aannemelijk dat de in Spanje wonende Lope de Vega als bron de katholieke versie van de Bijbel gebruikte. Er is een verschil tussen het vertelling van Esther in de katholieke en in de protestantse Bijbel. De protestantse versie is gebaseerd op de Hebreeuwse Bijbel en telt tien hoofdstukken. De rooms-katholieke Bijbel is gebaseerd op de oorspronkelijk in het Grieks geschreven Septuaginta. Naast de ‘protestantse’ hoofdstukken staan in deze katholieke versie nog een zestal door de tekst verspreide aanvullingen waarin de geschiedenis van Esther beschreven wordt als een uiting van Gods wil.
In de protestantse versie en in de Hebreeuwse bijbel wordt de naam van God in het verhaal van Esther niet genoemd. In het stuk van Lope de Vega wordt de naam van God regelmatig gebruikt, alleen al in de eerste acte 17 keer. Esther roept in regel 575 zelfs uit ‘Ay, Dios’, en dit had zeker niet gebruikt kunnen worden binnen de Amsterdamse Schouwburg of voor de Joodse gemeenschap.7 Serwouters paste zijn bron aan en in zijn bewerking werd de naam van God niet gebruikt. Hiermee werd het stuk geschikt gemaakt voor de Amsterdamse Schouwburg en voor de Joodse minderheid.

Nu is het verhaal van Esther verbonden aan Poerim. Dit feest verschuift ten opzichte van de christelijke kalender en wordt in februari of maart gevierd. Bij mijn onderzoek blijkt dat in de 22 jaar dat Hester, oft Verlossing der Jooden werd opgevoerd 12 keer de programmering van de schouwburg samenviel met de data van het feest, met een marge van 5 dagen ervoor en 5 dagen erna.8 Dit is vooral het geval in de periode van 1683 tot en met 1719. Het lijkt er sterk op dat de Amsterdamse Schouwburg met haar programmering rekening hield met de Joodse minderheid.

Om dit vermoeden te bevestigen is een tweede toneelstuk dat gekoppeld is aan Joodse feestdagen het onderzoeken waard. Dit toneelstuk blijkt er te zijn en was Hester, of de verlossinge der joden,  Treurspel van Frans Rijk (1680‑1741).9 Het stuk werd tussen 1719 en 1800 opgevoerd in de Amsterdamse Schouwburg.
De versie van Frans Rijk is een andere versie van hetzelfde verhaal. Een derde toneelstuk, met een ander verhaal, is niet gevonden. Hester is een van de weinige verhalen in het Oude Testament waarin God geen rol speelt en er is naast Hester geen toneelstuk gevonden dat ten eerste gebaseerd is op een verhaal uit de Bijbel, waarin ten tweede God niet prominent aanwezig is en ten derde gekoppeld kan worden aan de Joodse feestdagen.

Hester, of de verlossinge der joden. Treurspel
Tussen 1719 en 1800 werd de versie van Frans Rijk 36 keer opgevoerd gedurende 13 jaren. De versie van Frans Rijk was een financieel succes voor de Schouwburg, maar toch werd het stuk niet elk jaar opgevoerd terwijl er wel jaarlijks een aanleiding was (Poerim) om dit stuk op te voeren.  Waarom dit niet werd gedaan blijft een punt van nader onderzoek, en hier wordt nog op ingegaan.
In al de jaren dat de versie van Rijk werd opgevoerd waren een of meer van de opvoeringen zo geprogrammeerd dat deze overeen kwam met het feest van Poerim (met een marge van 5 dagen ervoor tot 5 dagen erna).10 In deze jaren was de vroegste dag van Poerim 22 februari (1766), de laatste 25 maart (1720). Aangezien er in alle jaren sprake is van een overeenkomst tussen de programmering en Poerim kan met zekerheid gesteld worden dat de hoofden van de Amsterdamse Schouwburg de programmering aanpasten aan de Joodse minderheid, de Joodse toeschouwers binnenhaalden en dat terugzagen in de recettes.

De versie van Frans Rijk was een kaskraker. De recette bedroeg gemiddeld ƒ 512,–.11 De recette van de versie van Serwouters was gemiddeld ƒ 243,45. Een recette van tussen de ƒ 200,– en ƒ 350,– gold voor de Amsterdamse Schouwburg als een ‘normale’ recette, alles daarboven gold als hoog.12

De versie van Frans Rijk was daarmee veel populairder, terwijl het verhaal hetzelfde thema had. Frans Rijk gebruikte voor zijn bewerking het Franstalige toneelstuk van Jean Racine. Racine was een gewild toneelschrijver en alleen zijn naam al trok toeschouwers. De naam van Racine was opgenomen op de titelpagina van de versie van Frans Rijk, maar of zijn naam de reden was van de populariteit van het stuk is de vraag. Frans Rijk was eveneens populair en er zijn 18 stukken van hem bekend.13
Wat wel opvalt is dat de versie van Frans Rijk als een dialoog tussen de spelers geschreven is in plaats van het voordragen van het verhaal door de acteurs zoals bij Serwouters. Dit maakte het stuk van Rijk dynamischer en is wellicht de verklaring van het succes.
Frans Rijk gebruikte de naam van God in het stuk wel, zijn het sporadisch, als verwijzing en zeker niet als uitroep. Voorbeelden van zijn gebruik van ‘God’ zijn My een Propheet verscheen, my toegeschikt van God (eerste bedrijf, Elize) en God, die de Koningen bestiert door zyn vermogen (eerste bedrijf, Hester).14 Deze manier van het gebruik van het woord ‘God’ getuigd van een net zo zorgvuldige wijze waarop dit in de synagoge gebeurd.

Einde van het monopolie
Tijdens de periode dat het stuk in de Amsterdamse Schouwburg werd gespeeld werden er pogingen ondernomen om ook op andere locaties in de stad toneelopvoeringen te laten plaatsvinden. Vanwege het feit dat de recettes van de Amsterdamse Schouwburg aan het Burgerweeshuis en het Oudemannenhuis ten goede kwamen werden verzoeken om toestemming hiervoor die aan het stadsbestuur werden gericht niet gehonoreerd. Aan het einde van de 18e eeuw kwam hier echter een einde aan. Zo werd in 1791 op de Amstelstraat 21 de Hoogduitse Schouwburg geopend waar vanaf 1795 Joodse gezelschappen optraden en Joodse toneelstukken werden uitgevoerd.
Met het monopolie van de Amsterdamse Schouwburg was het aan het einde van de 18e eeuw gedaan. In vele theaters speelden verschillende gezelschappen. Over de Amsterdamse Schouwburg is vast te stellen dat in de tweede helft van de 17e en in de 18e eeuw de programmering aangepast werd aan de Joodse minderheid. De schouwburg hield bij de opvoering van toneelstukken rond Hester rekening met de viering van Poerim en de steeds wisselende data van dit feest. Een voorbeeld van ’targeted marketing’ uit de 17e en 18e eeuw.

Nader onderzoek
Zeker bij de versie van Frans Rijk, een kaskraker voor de Amsterdamse Schouwburg, komt de vraag naar voren waarom dit stuk niet elk jaar werd opgevoerd. Dit is een punt van nader onderzoek en er is een studie verschenen die dit wellicht deels opheldert. Hetty Berg betoogt in Jiddisch theater in de achttiende eeuw dat tot 1784 op amateur-niveau het verhaal van Esther rond Poerim werd opgevoerd.15 Dit gebeurde in onofficiële theaters, zoals herbergen en een loods op de Joden Houttuinen, zonder toestemming van het stadsbestuur.16 De opvoering geschiedde in het Jiddisch en was derhalve voor de numeriek kleinere Sefardische gemeenschap minder of niet toegankelijk. Rond 1784 werd dit geprofessionaliseerd toen Jakob Dessauer het ‘Hochdeutsche Jüdische Gesellschaft’ oprichtte waarmee hij dertig jaar lang met name opera’s in het Jiddisch op de planken bracht.17 Toen Dessauer zijn gezelschap oprichtte liep het al tegen het einde van de monopolie van de Amsterdamse Schouwburg. Hoewel er in de 19e eeuw meerdere Joodse theaters volgden, duurde het tot 1914 voor het fameuze Joodse Tip Top Theater op de Jodenbreestraat 25-27 haar deuren opende.

 

Referenties en voetnoten:
1 = Jonker, Joost, In het middelpunt en toch aan de rand. Joodse bankiers en effectenhandelaren, 1815 – 1940 in Venter, Fabriqueur, Fabrikant. Joodse ondernemers en ondernemingen in Nederland 1796 – 1940 (Amsterdam 1994) 92 en Jonathan Israel, Empires and Entrepots: Dutch, the Spanish Monarchy and the Jews, 1585-1713 (Londen 1990) 399.
2 = Jautze, K.J., Francés, L.A. en Blom, F., 2016. Spaans theater in de Amsterdamse Schouwburg (1638-1672). Kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de creatieve industrie van het vertalen. De Zeventiende Eeuw. Cultuur in de Nederlanden in interdisciplinair perspectief, 32(1), pp.12–39. DOI: http://doi.org/10.18352/dze.10000
3 = Kim Jautze, Leonor Álvarez Francés en Frans R.E. Blom, Spaans theater in de Amsterdamse Schouwburg (1638-1672), Kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de creatieve industrie van het vertalen via pdf uit De Zeventiende Eeuw 32 (2016), 26.
4 = Hester, oft Verlossing der Joden via http://www.vondel.humanities.uva.nl/onstage/plays/139
5 = Jautze e.a., Spaans theater (pdf), 26
6 = Hans Blom (red.), Geschiedenis van de Joden in Nederland (Amsterdam 2017), 25
7 = Lope de Vega, La hermosa Ester via http://www.cervantesvirtual.com/obra-visor/la-hermosa-ester–0/html/fee8099a-82b1-11df-acc7-002185ce6064_2.html (geraadpleegd 7 mei 2019) acte 1.
8 = Rob Snijders, Toneel als Bedrijf, Hester, oft Verlossing der jooden (mei 2019) 20 – 22
9 = Racine, Hester of de verlossinge der joden (vert. Frans Rijk). (Amsterdam 1719). Zie: http://www.dbnl.org/tekst/raci001hest01_01/colofon.php
10 = Snijders, Toneel als Bedrijf, 27-28
11 = Opbrengsten via http://www.vondel.humanities.uva.nl/onstage/plays/623
12 =
Rudolf Rasch, Om de armen dienst te doen. De Amsterdamse schouwburg en de godshuizen gedurende het laatste kwart van de 17e eeuw in Holland 23 (1991), 245
13 = Oeuvre Frans Rijk via http://www.vondel.humanities.uva.nl/onstage/index.php?task=search&q=frans+rijk
14 = Racine, Hester via http://www.dbnl.org/tekst/raci001hest01_01/colofon.php
15 =
Hetty Berg en Stephen Lewis, Jiddisch Theater in in Amsterdam in de achttiende eeuw, Studia Rosenthaliana, Vol. 26, No. 1/2 (1992), 10
16 = ibidem, 17
17 = ibidem, 11

illustraties:
foto poort Amsterdamse Schouwburg, nu hotel Blakes © joodsamsterdam

Titelpagina versie Frans Rijk via https://www.dbnl.org/tekst/raci001hest01_01/colofon.php

laatst bijgewerkt:
27 september 2019