Eerste steen Talmoed Thoraschool

Vanaf het begin van de negentiende eeuw werden lessen in Joods onderwijs gegeven door Talmoed Thora in de lokalen van de Uilenburgersjoel. Maar met de sanering van de oude Jodenhoek en het verhuizen naar de nieuwe Joodse buurten werd op de Tweede Boerhaavestraat 7 een Talmoed Thoraschool gesticht. Op 4 juni 1923 werd de eerste paal geslagen. Een verslag:
‘Onder groote belangstelling had j.l. Maandagmiddag aan de Tweede Boerhaavestraat alhier de eerste steenlegging plaats van de te bouwen Talmud Toraschool. Tot de aanwezigen behoorden de wel eerwaarde heeren A. S. Onderwijzer, I. v. J. Palache, L. Wagenaar, L. H. Sarlouis, I. Maarsen, S. Sohlberg en L. Dunner en de h.h. L. Wagenaar Jr., voorzitter van het Kerkbestuur der N. I. Hoofdsynagoge met den heer Denneboom, adjunct-secretaris, de heeren J. A. Melhado en S. M. Nabarro, Parnassijns der Portugeesch Israëlitische Gemeente met den Secretaris, den heer A. J. Mendes da Costa, dames- en heeren bestuursleden van het Nederlands Israëlitische Gesticht „Talmud Tora”, de leden van de Commissie van Bijstand, bestuurderen van Halboschas Aroemim, de heeren M. Bolle Jr., N. Davids Bz. en W. Spangenthal, leden van den Kerkeraad der Ned. Isr. Hoofdsynagoge, het Bestuur van K. en G. met het hoofd der school, mej. C. Sohlberg, de heer Boekholt, schoolopziener, de Commissie voor de Schoolfeesten van Achawah, het onderwijzend personeel van Talmud Tora, de heer J. Baars, architect, voorts tal van andere belangstellenden.

De autoriteiten werden door het Bestuur een met zeildoek afgedekte en van een plantenversiering voorziene keet binnengeleid, waar ook de andere genoodigden een plaatsje hadden gevonden. De leerlingen van de hoogste klassen der Talmud Toraschool onder leiding van den heer H. Italië, buiten de keet opgesteld, brachten op melodieuze wijze booroeg habboo ten gehoore, waarna de heer M. Swaab, waarnemend voorzitter van Talmud Tora, de volgende openingsrede uitsprak. Wegens ongesteldheid van onzen geachten Voorzitter, den heer I. de Paauw, wien we zeker alleen gaarne een spoedig herstel toewenschen, valt mij de eer te beurt, u allen het welkom toe te roepen. In het bijzondere richt zich mijn eerbiedige begroeting tot de weleerw. heeren Opperrabbijnen en de autoriteiten, die, door gevolg te geven aan onze uitnoodiging, dit samenzijn luister bijzetten. Het doel ervan mag als bekend worden geacht: het leggen van den eersten steen voor het nieuwe schoolgebouw van Talmud Tora. De geachte Opperrabbijn heeft zich bereid verklaard deze plechtige handeling te verrichten. Zij schijnt heel eenvoudig en is toch zeer gewichtig. Men zou haar kunnen vergelijken bij de handeling van onzen aartsvader Jakob, waarbij hij sprak: “En dezen steen, dien ik als gedenksteen opricht, zal worden een huis van God”. Immers in dit te stichten schoolgebouw zal naast maatschappelijk ook godsdienstonderwijs worden gegeven, zal de kinderen worden ingeprent liefde voor het Opperwezen en Zijnen Heiligen Leer, eerbied en ontzag voor de wetten des Lands en de verordeningen der stad. Door den geest, die in het gebouw zal heerschen, zal het genoemd kunnen worden „een G. gevallig huis”. Ik hoop, dat de tegenstanders van de bijzondere school daardoor zullen worden tot voorstanders. Ik koester daaromtrent zeer gegronde verwachtingen. Dan zal zeer zeker in toepassing komen het woord van den psalmist: „den steen, die de bouwlieden versmaad hebben is geworden een voorname hoeksteen. Mag ik u weleerwaarde heer Opperrabbijn eerbiedig uitnodigen te leggen den eersten steen voor de nieuwe Talmoed Toraschool en wilt u mij toestaan in uw hand te leggen deze zilveren troffel om dienst te doen als gereedschap bij den plechtigheid.

De weleerwaarde heer A. S. Onderwijzer dankt voor den eer en onderscheiding hem door de welwillendheid van het Bestuur van Talmoed Tora te beurt gevallen. Een zalige vreugde, vervolgt spreker, maakt zich van mij meester bij de gedachte aan het werk dat hier staat te beginnen en dat zich met de hulpe Gods rijken zegen zal brengen; Talmoed Tora! De klank van deze woorden is machtig en overweldigend. Geen gemeente is denkbaar zonder een Talmud Toraschool. Talmud Tora overtreft naar de bekende uitspraak onzer wijzen de meest belangrijke ethische en humanitaire plichten van het Jodendom in betekenis. De voorzitter had wel gelijk met het woord van onzen aartsvader Jakob in herinnering te brengen. Deze steen zal worden tot een huis Gods, tot een tempel, een heiligdom in de edelste beteekenis van het woord. De jeugd is de draager van de toekomst. Een schooner ideaal is nauwelijks denkbaar dan de jeugd zóó te vormen dat ze op waardige wijze de taak, welk haar eenmaal wacht kan vervullen. Dat ideaal hebben de bestuurders van T.T. zich voor de ogen gehouden. Steeds hebben ze gestreefd religieuze bezieling en verstandelijke ontwikkeling hand in hand te doen gaan. De school wil de kinderen bijbrengen profane kennis doorstroomd van den geest des Jodendoms, wil de harten en gemoederen der kinderen ontvankelijk maken voor liefde en ontzag voor de onvergankelijke waarheden, welke het Jodendom verkondigt. De leerlingen dezer school zullen dan niet alleen een sieraad zijn van deze Vereeniging en de Joodsche Gemeente, maar ook de groote Maatschappij, als brave burgers in eer en deugd willen dienen. Daarom roep ik met den profeet Jesaja uit: wegol beoonojieg limmoedij hasjem: al uw kinderen, al uwe leerlingen zullen als het ware onderricht zijn door den E. zelf. Onderricht door menschen vervaagd, gaat verloren, maar wat door den O. geest wordt uitgestort, zal indrukken van blijvenden aard achterlaten. de mannen en vrouwen die uit deze school zullen voortkomen zullen door hun algemeene kennis en ontwikkeling in het groote Maatschappelijke leven zoowel in de kringen van het jodendom als door hun gaven en bekwaamheden de eer en de naam dezer Stichting hoog houden. Weraf sjenoem bennoujieg. Groot zal zijn de vrede en welstand uwer bouwlieden! Zie daar de wensch dien ik in dit ogenblik uit. Mogen hier in den eersten plaats vrede heerschen en geen ongeval bij den bouw plaatsvinden, geen kwestie dien bouw verstoren of bedreigen. Weraf sjeloum bounajieg. Moge groot zijn de welstand der bouwlieden, de bestuurders en bestuurderessen dezer vereeniging, die in samenwerking met den Rabbijn-consulent door ijver, liefde en toewijding dit resultaat weten te bereiken, met hun voorzitter, helaas door ongesteldheid verhinderd aanwezig te zijn – moge de Algoede hem spoedig reioeoo sjeleimoo zenden – die al het mogelijke heeft gedaan om den lang gekoesterde wensch in vervulling te doen komen. Groot moge ook zijn de welstand van de eigenlijke bouwlieden, die hun kennis en wetenschap, hun geest van liefde en eerbied voor het Jodendom in de harten der kinderen trachten over te planten. In de eerste plaats het hoofd der school, de heer G G Kleerkooper, helaas eveneens door ziekte verhinderd. Ook hem moge de Almachtige spoedige genezing schenken! En naast hem de staf van wakkere mannen en vrouwen, het onderwijzenden personeel, die allen hun zielsverheffende, maar vaak moeilijke taak, met liefde en ijver vervullen.
Weraf sjenoem bennoujieg. De velen, die bijgedragen hebben tot den bouw, die grote of kleine giften hebben geschonken, moge zij allen in welstand de bouw der school aanschouwen. Moge deze evenals haar voorgangster steeds de heerlijkste resultaten opleveren. Op de bestaande school zijn tal van mannen gevormd, die een sieraad van het Jodendom en de menschheid zijn geworden. Moge het nieuwe gebouw nog schitterender resultaten opleveren en in vervulling gaan de woorden door den profeet Chaggai gesproken:

גדול יהיה כבור הבית הוה האחרון מן הראשוןn.
Zoo zij het!

Alsoo gaat de Opperrabbijn tot de eerste steenlegging over, onderwijl door de kinderen psalm 12: iem hasjiem lou jiwnee wajeis ten gehoore wordt gebracht. Als de schoone zang geëindigd is, neemt de weleerwaarde heer Sarlouis het woord. Alvorens voorlezing te doen van de oorkonde, geschreven door den gemeente-Sopher, den heer J. v. Norden, welke ingerold in een looden koker, ingemetseld zal worden om wellicht nimmer tevoorschijn te komen, wil spreker met enkele woorden uiting geven aan het gevoel van ontroering, dat zich van hem meester maakte, toen de hooggeachte Opperrabbijn de eenvoudige handeling der eerste steenlegging verrichtte. Het drong tot spreker door, welk een gewichtig feit in die enkele seconde was geschied. Zij, die jaren hebben mogen meemaken, wat in de goede school aan de Middenlaan werd geleerd en ook de moeilijkheden gezien hebben, die zich daarbij voordeden, weten hoe dringend noodig een nieuw gebouw is. Spreker verheugt zich dan ook van ganscher harte, dat thans de eerste steen voor het schoone en grootsche gebouw, dat zooveel voor de toekomst voorspelt, is gelegd.

כי הנה האבן אשר נתתי לפני יהושע על אבן אחת שבעה עינימ

Op dien eenen steen, door den hoogepriester neergelegd, zijn de oogen van talloos velen gevestigd. In de eerste plaats van hen, die aan het hoofd onzer Gemeente staan, dan van het bestuur dezer instelling, vervolgens van de vele genoodigden en van de kinderen, ja van gansch de gemeenschap. Het stuk natuursteen, door den Opperrabbijn gelegd, is onverslijtbaar, zal jaren weerstand kunnen bieden aan den tand des tijds. En op dien steen zal verrijzen het schoone gebouw, waar Thouro ngim deereg eerets op volkomen harmonische wijze zal worden geleerd, waar de jeugd zal worden ingeprent al wat de jonge jood dient te weten. Het zoo liefelijk gezang der kinderen werd besloten met de woorden, „gelukkig de man, die met bewuste zonen van het Jodendom zijn pijlkoker kan vuilen”. Laat mij gelukkig prijzen de mannen, die aan het hoofd van Talmud Tora staands, hun school kunnen vullen met de zonen en dochteren van ons volk, lou jijwousjoe die zich niet zullen hebben te schamen, kie jedabberor, maar in staat zullen zijn den vijand in de poort te woord te toegerust als zij worden met kundig van allerlei aard, waardoor zij kunnen schitteren in maatschappelijk opzicht, maar ook kunnen uitmunten op het gebied van Touro, ngawoudoo oekemieloes gasoodiem. Wat er ook mogen geschieden: jedabberoe, zij zullen met vrijmoedigheid kunnen spreken. Het mag niet meer voorkomen, dat de mannen en vrouwen  van ons geloof hun Jodendom niet kennen. Gelukkig daarom dat ook de meisjes aan deze school haar opleiding zullen kunnen ontvangen. Moge zij later de zaden van den godsdienst, hier gestrooid, in de zielen van haar kinderen overplanten. Spreker besluit met de bede, dat G. de nieuwe school in alle opzichten moge zegenen, dat in stagen, stoere bouw steen na steen moge verrijzen, tot het hele gebouw in volle schoonheid voltooid zal zijn: ’tesjoeous gijn gijn lo!’ Spreker leest alsnu de oorkonde voor, luidende als volgt:

Volgen in ’t Hebreeuwsch de namen der bestuursleden: I. de Paauw , voorzitter, M Swaab, vicevoorzitter, A. J. Asscher, penningmeester, A. J. Davids, secretaris, A.S. Eitje, A.M. Hes, E. Maarsen, M. Rubens, L. Spangenthal, E. de Vries, mevrouw Jacobsen – Goldschmidt, mevrouw Spangenthal – Birnbaum, en mevrouw Swaab – Pop.
Het slot luidt:

Gebouwd volgens de plannen van architect J. Baars. De oorkonde wordt in de bus gedaan en deze na door den heer I. Frank dichtgesoldeerd te zijn, ingemetseld.  Verschillende autoriteiten en bestuursleden worden uitgenodigd daartoe een steentje bij te dragen.
De heer L. Wagenaar jr. wil dat niet doen, alvorens enige woorden te hebben gezegd. Spreker wil namens het kerkbestuur der Nederlandsch Israëlitische Hoofdsynagoge het bestuur van de T. T. met de heugelijke gebeurtenis geluk wenschen. Wanneer spreker dat doet, dan denkt hij aan het principe om Thouroh met deereg eerets te verbinden. In de afdeling ons j.l. sjabbos voorgelezen wordt gewag gemaakt van de bescheidenheid, waardoor Mozes heeft uitgemunt. Het is plicht van iederen Jood om bescheiden te zijn, bescheiden tegenover G. en de menschen, doch zeker tegenover de autoriteiten. Ons Nederlandse Joden wordt dit laatste zeer gemakkelijk gemaakt. Autoriteiten van stad en land houden hoog in het devies om elke godsdienstige overtuiging te eerbiedigen, bepalen zichzelf niet daartoe, maar helpen ons ook erbij, o.a. door het mogelijk te maken scholen op te richten waar Thouro met dereeg eerets kan worden geleerd. Het kan ook niet anders, of wanneer H.M. de Koningin onder Goddelijken bijstand eerlang haar 25-jarig jubilee zal vieren of de Joden zullen met hart en ziel de bijdrage offeren, zooveel ze maar kunnen en niet alleen omdat zulks plicht is, maar vooral uit liefde voor onze Regeering in ’t algemeen, voor onze geëerbiedigde Koningin in het bijzonder (Luide toejuichingen). Spreker valt de eer te beurt een steentje te mogen neerleggen voor het nieuwe gebouw. Een geringe handeling, maar zoals een der sprekers reed heeft gezegd, toch niet van gewicht ontbloot. Men denke aan het “ewen moo asoe habouniem”. Men vraagt spreker of hij inderdaad zo vereerd is en vooral wegens het doel waarvoor het geschiedt. Zoolang de Gemeente bestaat, is er een Talmoed Toraschool geweest. Maar nooit in de vorm zoals er nu eene zal komen. Toch mag niet worden vergeten, dat reeds ongeveer 40 jaar geleden hier ter stede een man heeft geleefd, die begreep dat Thouro met deereg eerets gepaard dient te gaan en om dit te bereiken een fraai gebouw in een mooie buurt beschikbaar stelde. Velen noemden, wat hij deed, verkeerd en meenden dat den school in zo’n buurt niet thuis behoorde. En wat blijkt nu? Dat het gebouw zelfs nog niet mooi genoeg was. Laat ons daarom den man, die een voorzienden geeft heeft gehad, op den dag van heden met erkentelijkheid bespreken! Spreker besluit met den bede, dat de de Algoede den voorzitter van het Bestuur en het Hoofd der school spoedig refoeoo sjelijmoo moge schenken, dat al de dames en heeren van het Bestuur hun liefdevolle taak nog vele jaren mogen waarnemen, om werkzaam te zijn tot verbreiding van Thouro nglm deereg eerets!
De weleerw. heer Palache zegt, dat men na de vele gehaltvolle en gloedvolle redevoeringen, voortgekomen uit het hart en ongetwijfeld tot aller hart doorgedrongen, geen rede van hem moet verwachten. Spreker zou vreezen den indruk van het gesprokene te verzwakken. Toch wil hij niet nalaten een woord van hartelijken dank te richten tot het bestuur van T.T. voor de uitnoodiging om bij deze plechtigheid tegenwoordig te zijn. Spreker is hier zoowel in kwaliteit van Opperrabbijn der zustergemeente als in die van voorzitter van K. en G. T. T. en K. en G. ademen denzelfden geest, streven eenzelfde doel na. Beide hebben een school, waarin godsdienst naast kennis een eereplaats wordt verleend. Beide instellingen willen de kinderen van ons volk opleiden tot zelfbewuste dragers van het Jodendom en tot warmvoelende vaderlanders, die naast G. ook de overheid van stad en land eeren, bovendien uitmunten in liefde voor het vaderland. Spreker uit de bede, dat in het nieuwe gebouw de geest, die altijd in het oude gebouw vaardig was, moge heerschen en is overtuigd, dat dit inderdaad het geval zal zijn, omdat hij de leiders, de voorgangers der Stichting kent als mannen, die gloeien van liefde voor G. en Zijn Leer. Al krijgt de school een andere plaats en misschien ook een anderen naam — de voorzitter schudt ontkennend het hoofd — de oude geest zal er blijven heerschen. Volgens Midrasj wilde G. toen onze voorouders om den Sinaï geschaard stonden, niet eerder de Thora geven, dan nadat Israël een waarborg had gesteld, dat het steeds en ten allen tijde bereid zoude zijn de wet voort te planten en te handhaven. Israël noemde verschillende borgen, die echter niet werden goedgekeurd, totdat ze hunne kinderen als borg stelden. Mippie ngouleliem wejounekiem jissadtoo ngoz, door den mond der kinderen heeft G. Zijn macht gegrond. De kinderen zijn de hoop en de toekomst. In hen zit de kracht, die onze beide Gemeenten tot bloei moeten brengen. De toekomst van beide Gemeenten hangt af van de wijze waarop de ngoulleliem en jounekiem worden opgevoed. Spreker eindigt daarom met de bede hasjijm ngoz lengamou jittijn (ngoz is in getallen-waarde 83, het mispar katan van dit jaar) dat G. Zijn ngoz moge aanwenden om den mannen en vrouwen, die aan deze schoone Stichting hun krachten geven, lust en gezondheid te schenken, opdat zij hun taak tot in lengte van dagen zullen kunnen waarnemen.
De heer H. Italië, de nestor van ’t onderwijzend personeel, zegt, dat ’t hoofd der school, de heer G. G. Kleerkooper, de man, wiens hartewensch heden in vervulling is gegaan, ware hij aanwezig een woord van innige vreugde zou hebben gesproken. Nu hij door ziekte daarin verhinderd is, heeft het onderwijzend personeel gemeend, dat een zoodanig woord toch niet onuitgesproken mag blijven en heeft men spreker uitgekozen het te doen. De nieuwe school wordt de derde Talmud Torah waaraan spreker werkzaam zal zijn. De eerste was gevestigd op het Rapenburgerplein. De ruimte was er van dien aard, dat men zich schaamde, er iemand te ontvangen. Zij maakte plaats voor die in de PIantage Middenlaan. Men meende daarmee het meest bereikbare te hebben verkregen. Er waren 4 schoollokalen, er was een prachtige zaal alsmede een gevel zoo mooi, als men zich maar wenschen kon. Spoedig bleken de 4 mooie lokalen minder te voldoen. Er moesten twee klassen in één lokaal worden ondergebracht. Ieder, die met de praktijk van het onderwijs bekend is, weet welke bezwaren daaraan verbonden zijn. Menig onderwijzer heeft het aan zijn gezondheid kunnen merken. Men begrijpt, hoe kinderen en onderwijzers verlangen naar het oogenblik, dat de nieuwe school in gebruik zal worden genomen. Spreker besluit met de beste wenschen voor de Opperrabbijnen, bestuur, Rabbijn Sarlouis, die al het mogelijke doet om het godsdienstonderwijs zoo vruchtbaar mogelijk te doen zijn, en allen, die interesse hebben in de school van T. T. Kouhaneegoo jilbesou tsedeek, moge de priesters, onze eerw. heren Opperrabbijnen, Rabbijnen en Bestuurderen bekleed worden met heil, zich steeds in G. goedheid verheugen.
De rij der sprekers was hiermee uitgeput. De voorzitter, de heer Swaab, zegt namens het bestuur dank voor de vriendelijke toespraken en spreekt tevens zijn erkentelijkheid uit jegens de velen, die door hun milden steun de uitvoering der plannen hebben mogelijk gemaakt. Een bijzonder woord van dank richt spreker tot den Opperrabbijn. De aartsvader Jakob heeft den steen wijding gegeven door hem met olie te begieten.  De Opperrabbijn heeft zulks gedaan door er zijn handen op te leggen. Ten slotte deelt spreker mede dat het bestuur van T. T. en de commissie van bijstand besloten hebben, nu het stichtingsjaar der nieuwe school  met dat van het jubileum van H.M. de Koningin samenvalt, een gedenksteen ter herinnering aan het heugelijke feit te doen aanbrengen, voorzien van het volgende opschrift:

In het Stichtingsjaar van dit gebouw, dat samenviel met de plechtige viering van het Zilveren Regeerings-jubileum van H. M. de Koningin Wilhelmina, heeft de directie van Talmud Tora – in samenwerking met de commissie van bijstand – deze Gedenksteen doen aanbrengen als Huldeblijk aan Hare Majesteit. 
Van dit besluit is aan H.M. door het volgende telegram meededeling gedaan:

Aan Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden.
De Directie van het Nederlandsch Israëlitische Gesticht Talmud Tora en de commissie van bijstand, vereenigd met een aanzienlijke schare belangstellenden voor de eerste steenlegging van haar nieuwe schoolgebouw, hebben het voornemen kenbaar gemaakt een gedenkteeken aan dit te stichten instituut aan te brengen als blijk van hulde met Uwe Majesteits Zilveren Jubileum.
Met betuiging ven eerbied
M. SWAAB. waarnemend Voorzitter,
Kloveniersburgwal 137, Amsterdam.
A. I. DAVIDS, Secretaris.

De mededeeling van den Voorzitter werd met een driemaal herhaald hoera begroet. Onmiddellijk erna hief het jongenskoor het Wilhelmus aan, dat staande en met ontbloot hoofd werd aangehoord. De plechtigheid, welke een uitnemenden indruk achterliet , was hiermede ten einde. Wij besluiten met den wensch, dat er nog menige Joodsche bijzondere school binnen onze gemeente en daarbuiten moge verrijzen!

Van H.M. de Koningin werd het volgende danktelegram ontvangen:’

 

bron:
“Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 08-06-1923, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 30-12-2017, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010872439:mpeg21:p002

Illustraties:
“Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 08-06-1923, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 30-12-2017, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010872439:mpeg21:p002
“Advertentie”. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 29-04-1927. Geraadpleegd op Delpher op 17-08-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010858175:mpeg21:a0028

gepubliceerd:
30 december 2017

laatst bijgewerkt:
14 maart 2022