Eljakim Vega

Eljakim Alvares Vega (Amsterdam, 25 april 1846 – mei 1927) was voorzanger van de Portugees-Israëlitische Gemeente in Amsterdam. Hij was gehuwd met Sientje Monnickendam (Gouda, 24 februari 1841 – december 1916) en zij hadden zeven kinderen:
Judith (Naarden, 9 juni 1874 – Sobibor, 28 mei 1943),
Mozes (Naarden, 23 februari 1876 – Naarden, 17 juni 1876),
Bilha (Naarden, 4 augustus 1877 – Auschwitz, 7 juli 1944),
Obadja (Naarden, 11 januari 1879 – april 1958),
Sophia (Naarden, 6 september 1880 – Naarden, 24 juni 1881),
doodgeboren kind (Naarden, 6 september 1880 – Naarden, 6 september 1880)
Abraham (Naarden, 26 mei 1882 – Utrecht, 15 augustus 1963).

Toen Eljakim in 1927 overleed verscheen er in het NIW een in memoriam over hem:

De Portugees Israëlitische Gemeente heeft een harer vooraanstaande figuren verloren; zij betreurt het overlijden van een man, die haar tot eer strekte en door zijn waardig optreden, door zijn zeldzame karaktereigenschappen haar aanzien verhoogde. Haar oud-gazzan, Vega, is haar door den dood ontrukt. Wanneer velen het heengaan van dezen eminenten man betreuren, dan moge hun tot troost zijn de eerenaam, die hij zich zoowel in zijn ambtelijk als particulier leven heeft verworven. Als godsdienstonderwijzer streng en veeleischend, was hij niettemin een vader voor zijn leerlingen; achter het strenge gelaat, achter de doordringende oogen verborg zich een warmvoelend hart, dat warm klopte voor het Jodendom en welks hoogste verlangen het was, de jeugd te doordringen van de waarheden van onzen godsdienst en ontvankelijk te maken voor een oprecht Joodsch dadenleven.

Als gazzan was de heer Vega moeilijk te evenaren, onmogelijk te overtreffen. In de vroegere jaren fungeerde hij als zoodanig te Naarden, waar in de door een Portugeesch Israëliet gestichte Synagoge de Sefardische ritus werd gevolgd; na deze gemeente te hebben verlaten en eenige jaren met zijn gezin te Haarlem als ambteloos burger te hebben geleefd, werd wijlen de heer Vega in 1886 als gazzan bil de Portugeesche gemeente aangesteld; ij vervulde dit ambt tot 1924 en wel op een wijze, die zijn gemeenteleden nooit uit het geheugen zal zijn. Reeds bij zijn proefdienst maakte hij een zoo buitengewonen indruk, dat zijn benoeming voor leder vaststond en de verwachtingen, die hij toen wekte, heeft hij in zijn circa 40-jarige werkzaamheid bij de gemeente niet beschaamd. Beschikkend over een forsch, klankrijk orgaan, zooals de „Snoge” het verelscht, deed bij door zijn indrukwekkende voordracht de teederste snaren in het Joodsche gemoed trillen; zijn voorgaan op den Verzoendag moest ook den meest onverschillige diep in het hart treffen en voerde den godvruchtige nader tot God. zeldzaam groot was zijn liefde tot de Thorastudie. Ofschoon niet als eigenlijk theoloog opgeleid, wist hij door zijn ijver en leerlust tot de bronnen van Joodsche kennis af te dalen en vormde hij zich tot een grondig en scherpzinnig Thorabeoefenaar. Ook in de Hoogduitsche gemeente telde hij vela vrienden en bewonderaars en vela godsdienstige genootschappen steunde hij zoowel door zijn bijdragen als zijn deelneming aan de leeroefeningen. Gazan Vega heeft zich door zijn Innig-Joodsche levensopvatting op deze wereld een eerezuil gesticht) op de toekomstige wereld zal het loon hem door den Hoogsten Rechter zeker niet worden onthouden.

Zondagmiddag 1 uur werd het stoffelijk overschot grafwaarts gedragen. Een compacte massa was in en voor het sterfhuis aan de Nieuwe Keizersgracht bijeen, om den geliefden Gazan een laatsten groet te brengen. De eerwaarde heer S. Hammelburg nam namens het theologisch Genootschap „Tifeereth Bachoeriem” afscheid van den trouwen bezoeker der leeroefeningen, die vooral na zijn emeritaat een groot deel van zijn vrijen tijd aan Thorastudle heeft gewijd. Tot de onafzienbare schare, die het lijk, dat tot vóór de Portugees Israëlitische Synagoge werd gedragen, volgden, behoorden de leden van den Medras en van het College van Parnassim, de Kerkeraadsleden en de bestuurders der vele vereenigingen binnen de gemeente. Ook vele leden der Hoogduitsche Gemeente toonden hun belangstelling. Het Rabbinaat was door de weleerwaarde. heer L. H. Sarlouis en Ph. Coppenhagen vertegenwoordigd, het Kerkbestuur door de heeren W. Birnbaum en dr. D. M. Sluys. De Portugees Israëlitische Synagoge had haar deuren wijd geopend. Het zwarte doek, dat de Theba bedekte en het getemperde licht, gaf uiting aan de Tisngoo Beaaw-stemming, welke de Gemeenteleden bezielde, nu de man, die hun zoovele jaren in het gebed was voorgegaan, niet meer was. De eerwaarde heer J. D. Blanes droeg op treffende wijze Wiehie Nongam voor. Op de begraafplaats te Ouderkerk aan den Amstel was de belangstelling evenzeer groot Na de zeven rondgangen, waarbij Gazan Blanes de leiding had, trad de weleerwaarde heer dr. B. I. Ricardo naar voren tot het uitspreken van het rouwwoord:

 

 

De leer der waarheid was in zijn mond, geen onrecht werd op zijn lippen gevonden, in oprechtheid wandelde hij voor Mij en velen hield hij van zonde terugl We staan thans — aldus spreker — op het punt om Gazan Vega naar zijn laatste rustplaats te brengen en ik heb de taak op mij genomen niet in de eerste plaats als schoonzoon, maar als Rosj van het Beth Hamédras en geestelijk leider der gemeente, om ’n enkel woord te zeggen omtrent den man, die zoo algemeen bemind was en toch die liefde niet heeft gezocht. Nimmer aarzelde hij, toestanden te gispen en op fouten te wijzen. En toch hield leder van hem. Welke bijzondere eigenschappen heeft hij dan gehad, om dit te bereiken? Hij was steeds objectief, heeft nooit zich zelf gezocht. Alleen voor de belangen, die hij wilde dienen, had hij oog. Steeds gaf hij zich met hart en ziel aan elke zaak, die hij op zijn schouders nam. Nooit nam hij iets op zich, wanneer hij wist, net niet te kunnen volbrengen. De leer der waarheid was in zijn mond! Hijj was een ijverig lid van de Medras en steeds het eerste bij de leeroefeningen aanwezig. Zijn liefde voor de Thouro toonde hij ook door zijn groote aandacht bij het leren. Gewoonlijk kwam hij met een vraag die aanleiding gaf tot vruchtbare besprekingen. Zijn critische geest verzette zich tegen het zonder meer aannemen van wat door anderen werd geleerd, vooral wanneer hij gapingen In hun gedachtengang meende te ontdekken. En onrecht kwam niet op zijn lippen! Dit In vooral gebleken uit de wijze, waarop hij zijn taak als SJelleag Tslbboer heeft volbracht. Op nobele, hoogstaande wijze vervulde hij zijn taak als vertegenwoordiger zijner Gemeenteleden tegenover het Opperwezen. Hij gaf niet om of er velen of weinigen ter Synagoge waren, of hij op werkdagen dan wel op feestdagen dienst deed. Immer vervulde hij zijn taak zooals we dat van een Sjelleag Tsibboer mogen verwachten. Vooral op Jom Kippoer trof de Innige bezieling, waarmede hij in het gebed voorging. In rechtschapenheid en vrede wandelde hij voor Mij. Steeds ging hij recht door zee, rustig en behoedzaam op het doel af, zonder naar omwegen te zoeken, ten einde zich een houding te geven. Hij deed, wat zijn geweten hem voorschreef.

En velen hield hij van zonde terug, vaak door harde woorden. Als hij In de Synagoge hoorde spreken, als hij tekortkomingen constateerde, dan schroomde hij niet zijn misnoegen te kennen te geven. Hij deed het echter zoodanig, dat de persoon, wien het betrof, zich er niet door geraakt kon gevoelen. Hij deed het nimmer, om te kwetsen, maar alleen, omdat zijn vroom hart hem er toe dwong. Ook aan zijn leerlingen gaf hij zich steeds ten volle. Hij gevoelde als onderwijzer der kinderen de toekomst der gemeente In handen te hebben. Hoe onaangenaam was hij gestemd, als hij merkte, dat zijn leerlingen niet den weg op gingen, dien hij wilde, dat zijn onderwijs geen vruchten droeg. Hij was een streng onderwijzer, maar toonde tevens een hart van goud te bezitten. Zooals hij was voor de Gemeenschap, zoo was hij ook voor zijn familie. Hij maakte geen onderscheid tusschen kinderen en schoonkinderen. Allen toonde hij dezelfde liefde en gestrengheid, allen trachtte hij op te voeden tot brave Joden, tot goede leden der Maatschappij. Nu hij is heengegaan, mag spreker verklaren, dat het voor de Gemeente een voorrecht is geweest, zoo iemand tot ambtenaar te hebben gehad, voor Ets Haim’ een zoodanig Leeraar van de Medras te hebben bezeten, voor de Gemeenteleden een geluk, dat een dergelijk man in hun midden heeft geleefd, voor de kinderen een voorrecht, zoon vader de hunne te hebben mogen noemen. Het brengt voor allen, in het bijzonder voor zijn naaste betrekkingen, de zware verantwoordelijkheid mede, om in zijn voetstappen te wandelen, zijn naam hoog te houden, te volgen zijn onkreukbaren levenswandel, zonder smet of blaam. Spreker besluit zijn treffende toespraak met een wensch

De heer M. A. Vega heeft als Voorzitter van het Dagelijks Bestuur tot taak, een woord van dank en waardeering tot den overleden Gazan te richten, wiens leven op zoo uitnemende wijze door Rabbijn Ricardo is geschetst. Wanneer spreker een blik werpt op het werkzaam en veelbewogen leven van den overledene, dan herinnert hij zich allereerst de jaren, dat deze te Naarden als Gazan fungeerde. Reeds toen toonde hij, volkomen voor zijn taak berekend te zijn. Nog vóórdat hij hier ter stede benoemd was, kwam hij op Jom Kippoer ter Synagoge om te lezen. Door zijn correcte voordracht wist hij de harten der aanwezigen te winnen, ook al beschikte hij niet over een schoon stemgeluid. Steeds heeft hij zijn taak met veel plichtsbetrachting waargenomen. Toen daar straks zijn stoffelijk overschot voor de deur der Synagoge stond, kwam het spreker onwillekeurig voor den geest, hoe hij gewoon was, steeds het eerst aanwezig te zijn, vaak wachtte, tot er gelegenheid was, om binnen te treden. Door zijn stiptheid en plichtsbesef was hij allen tot voorbeeld. En met welk een innigheid placht hij in het gebed voor te gaan. Met zijn widdoej op Jom Kippoer wist hij de diepste snaren van het gemoed te treffen. Maar ook als onderwijzer had hij contact met geheel der gemeente. Verschillende generaties hebben hem hun Joodsche ontwikkeling te danken. Daardoor bezat hij grooten Invloed bij zijn gemeenteleden. Niet zelden wist hij daarvan in net belang der Gemeente een goed gebruik te maken. Ook daardoor zal zijn aandenken in gezegende herinnering blijven. Moge hij als loon voor zijn zegenrijken arbeid hier op aarde rust genieten in de Goddelijke genade. De heer J. M. Vaz Dias wil, nu weer een van de stoere werkers der Gemeente ter aarde wordt besteld, in de eerste plaats namens Regenten van Ets Haim zich aansluiten bij de hulde den overledene door den Rosj van den Medras gebracht. Spreker zal er niets aan toevoegen, om niet den indruk van het gesprokene te verzwakken. Liever wil hij namens de talrijke oud-leerlingen van den betreurden doode uiting geven aan aller leedwezen om zijn heengaan. Al heeft spreker geen opdracht daartoe, hij weet uit aller naam te spreken, wanneer hij dank zegt voor het uitstekende onderwijs, aan zoovelen verstrekt. Wijlen Vega was als onderwijzer bijzonder streng, maar wist desniettemin de kinderen aan zich te binden. Dit blijkt wel het beste uit de hartelijke verstandhouding, die ook na het verlaten der school bleef bestaan. Velen zullen hem blijven gedenken als ’n man, wiens daden en handelingen steeds door innige godsvrucht werden beheerscht, door plichtsbetrachting, ijver en toewijding. Mogen velen zijn voorbeeld volgen. Het zal de schoonste hulde zijn, de nagedachtenis van den beminden man bewezen. De heer J. S. da Silva Rosa wil mede een woord van afscheid richten tot „Meester Vega”, die zoovelen in de gemeente zijn leerlingen mocht noemen. Veel heeft hij gearbeid, veel ook gedragen en vooral verdragen. Gearbeid heeft hij, om zich op Joodsch wetenschappelijk gebied te bekwamen. Hoewel slechts laagste ranger, wist hij door ernstige studie zich zelf den keeser sjel tora op het hoofd te plaatsen. Daarbij heeft hij getoond; voor zijn idealen te kunnen lijden, vooral in zijn jeugd, toen reeds de schimmen van de achteruitgang van ons Jodendom zich begonnen te vertoonen. Met inspanning van alle krachten heeft hij tegen den afval gestreden. Dat men zijn optreden heeft weten te waardeeren, bewijst de groote eer, hem heden bewezen. Zijn bescheidenheid heeft hem veler harten doen winnen. Hij behoorde tot de zonen van Kehat, die aangewezen waren om de arke des verbonds te dragen, de verpersoonlijking van het Joodsche intellect, waarvan wijlen Vega een waardig vertegenwoordiger mag worden genoemd. Helaas, zwaar waren de slagen in de laatste tijden der Portugees Israëlitische Gemeente toegebracht. Tal van strijders tegen de afbrokkeling van onzen dierbaren godsdienst zijn gevallen. Ook wijlen Vega behoorde er toe. Thans heeft zijn zoo vruchtbaar leven een einde genomen. Namens de Portugees Israëlitische Godsdienstschool, namens zijn vele oud-leerlingen en ook namens het onderwijzend personeel dier scholen, neemt spreker afscheid van den hartelijken, vaak oolijken. vroolijken man. Hij was een hartelijk collega. Als onderwijzer was het hem er niet in de eerste plaats om te doen. om parate kennis aan te brengen. Hooger stond bij hem het opwekken van godsdienstig gevoel bij zijn leerlingen, om ze daardoor tot een Joodsch dadenleven te brengen. Hoe verdroot het hem, wanneer hij merkte, dat zijn pogingen tevergeefs waren geweest. Gelukkig heeft hij velen voor het Jodendom weten te behouden. Voor wat hij voor et onderwijs en zijn leerlingen Is geweest, zegt spreker hem hartelijk dank. Moge hij in hoogere gewesten het loon der braven genieten.

De heer M. Telxelra de Mattos brengt als vriend hulde aan de nagedachtenis van den geliefden Gazzan, waarna de eerwaarde heer J. D. Blanes aan zijn gevoelens uiting gaf. Parnassim hebben de goede gedachte gehad, om het stoffelijk overschot van den betreurden doode te plaatsen voor den ingang van het gebouw, waar hij zooveel jaren met ijver en plichtsbetrachting zijn taak heeft vervuld. En speker had het voorrecht, daarbij wiehie nongam te mogen reciteeren. Met droefheid In het harte heeft hij deze treurige ceremonie vervuld. Spreker was met innige vriendschap aan den overledene gehecht, ook al liet deze zich — zooals Rabbijn Ricardo het uitdrukte — niet steeds van den zachtsten kant kennen. Dat de waardeering wederkeerig was, mocht spreker tot zijn vreugde nog een dezer dagen van den zoon van den overledene vernemen. Spreker wil wel bekennen, de terechtwijzingen, die Gazzan Vega hem in ’t begin van zijn loopbaan met onthield, niet steeds even aangenaam te hebben gevonden. Later heeft hij echter de groote waarde ervan ingezien en heeft hij gaarne de wijze raadgevingen gevolgd. Vooral door zijn voorbeeldlooze plichtsbetrachting is wijlen Vega velen, ook spreker ’n voorbeeld geweest. Vol weemoed brengt spreker thans zijn vriend en oud-collega ’n laatsten groet, met de bede, dat zijn rust zacht moge zijn! De lijkbaar werd door de zoons van den overledene en door de Kerkeraadsleden grafwaarts gedragen, waar Gazzan Vega naast ’t graf van wijlen Chagam Pereira te ruste werd gelegd. De heer A. Querido, de bewaarder der begraafplaats, verrichtte de gebeden. Als de groeve gesloten is, neemt de heer O. Vega het woord, om dank te zeggen voor de groote belangstelling, waaruit zoo duidelijk de waardeering, die men voor den overledene koesterde, gebleken is. Zijn leven en streven is niet tevergeefs geweest. Zijn gestrengheid sproot vooral voort uit zijn verlangen, om zijn leerlingen tot goede Joden te zien opgroeien. Dit blijkt wel het beste uit den laatsten wil, zijn kinderen nagelaten, waarin hij hun aanspoort als goede Joden te leven en dit ook hun kinderen in te prenten. Misschien — aldus sprak hij — zal dit mijn ziel tot heil strekken. Hoe heeft hij steeds zijn taak vervuld! De Snoge was hem alles. Nog toen hij op zijn stervenssponde lag, sprak hij er van, nog eens het Godshuis te bezoeken I Wat smartte het hem, wanneer steeds meerderen het bedehuis ontrouw werden. Moge men zijn nagedachtenis eeren, door te trachten in zijn geest te handelen, opdat het der Gemeente zal gaan, zooals hij het zoo Innig gaarne wilde!
De droeve plechtigheid was hiermede ten einde.

 

 

bron:
Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart
www.maxvandam.info, lemmata gezin Vega (geraadpleegd 21 februari 2019)
“GAZAN E.A. VEGA”. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 03-06-1927. Geraadpleegd op Delpher op 21-02-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010857974:mpeg21:a0132

Illustratie:
“GAZAN E.A. VEGA”. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 03-06-1927. Geraadpleegd op Delpher op 21-02-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010857974:mpeg21:a0132

laatst bijgewerkt:
26 september 2019