Hartog Waterman

Het verhaal van een gewone Joodse Amsterdammer, geboren op 1 juli 1922, uit een gezin met 14 kinderen, wonend tegenover de Mozes en Aaronkerk op het Waterlooplein 16-2.
Hartog, doorgaans Hatty genoemd, was de op vier na oudste in het gezin met veertien kinderen. Zijn ouders, Benedictus Nathan Waterman (Amsterdam, – Neukirch, en Rebecca Polak (Amsterdam, – Auschwitz, ) werkten hard. De negotie van moeder bestond uit de verkoop van tweedehands spullen op het Waterlooplein en vader maakte uit oude stofzuigeronderdelen “nieuwe” stofzuigers.

Het gezin was arm, maar men wist niet beter. Ze woonden in een tweeënhalve kamerwoning. Hartog Waterman overleefde de oorlog. Zijn ouders en dertien broers en zussen niet. Hij overleefde zelfs het verraad van zijn Joodse “tante” Ans van Dijk. Ans was een beruchte foute vrouw die heel wat Joden verraadde. Wrang detail is daarbij dat ze zelf ook Joods was. Na de oorlog was ze de enige vrouw die voor haar daden werd veroordeeld tot de doodstraf, die ook uitgevoerd werd.

Hatty had een goede band met zijn moeder. Hij hielp haar veel in het grote gezin. Vooral met de jongere kinderen, die hij voor zijn moeder in bad deed en eten gaf. Hij vond het heerlijk om haar te helpen.

Het hele gezin werd ‘weggehaald’. Ze wisten dat het zou gaan gebeuren, de buren onder hun waren al eerder aan de beurt geweest. Het gezin Waterman was een groot gezin, waar hadden ze heen kunnen vluchten? Er was bepaald dat men een rugzak klaar moest zetten voor als men werd opgehaald. Het gezin was zo arm dat men zelfs geen rugzakken had.

Ze kwamen in november 1942 op een avond om het gezin op te halen. De deur werd ingetrapt. Moeder wilde niet mee, gelijk begonnen de nazi’s te dreigen. Iedereen gilde. Moeder had de kleinste kinderen op haar arm en het was een gehuil en gegil. Verschrikkelijk.
Het vreemde was dat Hatty niet op de lijst stond. Niemand wist waarom, maar hij stond er niet op en omdat hij er niet opstond mocht hij niet mee. Hatty wilde wel mee en had zichzelf snel aangekleed. Vader zei: “blijf jij hier, misschien kan je nog iets voor ons doen”. Vader dacht dat. Achteraf denk je dat dat dom was, maar wat wisten we in die tijd? Daar gingen ze, op transport. Hatty hielp zijn moeder nog de trap af met de kleintjes. Ze gingen de wagen in, op transport.

Voor Hatty begon de periode van onderduiken. Hij zat verstopt op de Nieuwe Nieuwstraat bij zijn oom Bram, de broer van zijn moeder, die gemengd gehuwd was met de niet-Joodse tante Dora. In het huis van oom, tante en twee neefjes volgden drie jaren van angst, honger en uiteindelijk verraad.

Het verraad kwam uit een onverwachte hoek. Van de Joodse en lesbische “tante” Ans van Dijk. niemand vermoedde dat ze met de nazi’s samenwerkte. Om haar eigen leven te redden gaf ze, nadat ze was opgepakt en bedreigd werd, andere Joden aan. Voor een bedrag van ƒ 7,50 per “kop”.

“Wat heb ik een last gehad met die vrouw”, zegt Hatty nu. Het verraad leidde tot een inval bij oom en tante. Hatty ontsprong de dans. Hij stond zich tijdens de inval net te wassen bij het fonteintje op de overloop. De nazi’s stormden langs hem heen, rukten de deur open en blaften tegen tante Dora: “Waar is de Jood, we weten dat jullie hier een Jood verbergen”. Tante antwoordde dat er maar één Jood in huis was die in de achterkamer zat. Ze bedoelde daarmee oom Bram. Hatty rende ondertussen naar zijn neef, die even oud was, verwisselde van kleren en verstopte zich in de geheime ruimte onder de vloer terwijl zijn neef zich bij het fonteintje ging staan wassen.
Toen ze naar buiten gingen dachten ze dat bij het fonteintje dezelfde jongen als eerst stond. Ze hadden niet door dat er een verwisseling had plaatsgevonden. Hatty zat onder de vloer en hoorde ze brullen. Ze waren woedend. “En toch hebben jullie een Jood hier, we weten het zeker en we komen terug”. In het Nederlands, het waren Nederlandse nazi’s.

Na de oorlog heeft Hattie nog een tijdlang gehoopt dat er iemand terug zou komen. Hij ging elke dag naar het Centraal Station, want daar hingen de lijsten met namen van de overlevenden. Maar zijn ouders, broers en zusters stonden er nooit op. “Later kreeg ik de lijsten van het Rode Kruis en zag ik dat ze allemaal waren vermoord, de meesten waren bij aankomst in Auschwitz vergast. Alleen mijn schoonzuster kwam terug. Ze heeft nooit iets willen vertellen over het kamp. Ze zat bij Mengele, die deed medische experimenten, daardoor kon ze geen kinderen meer krijgen.”

Na de onderduik op de Nieuwe Nieuwstraat heb ik nog in Artis ondergedoken gezeten. Ik was geblondeerd en het was in drie verschillende perioden. In totaal zo’n maand of zes. In de hongerwinter hielp ik daar mijn christelijke neef Andries met het voeren van de roofdieren. Ik sliep er in het keukentje van het vogelhuis. Het weinig eten dat er nog was maakte ik daar ook klaar. Ondanks alles was de onderduik in Artis een fijne periode.

Na de oorlog
Na de oorlog bouwde Hatty zijn leven op. Hij stelt dat hij voor de trein had kunnen springen, maar daar koos hij niet voor. Hij had een eigen juwelierszaak, leerde zijn vriend kennen met wie hij al meer dan 55 jaar samen is en ging veel uit, ook naar de leuke homotenten die er vroeger in Amsterdam waren. Maar, stelt hij, ondanks de goede tijd na de oorlog was er van een echt normaal leven nooit meer sprake.

In memoriam
Benedictus Nathan Waterman (Amsterdam, 24 februari 1891 – Neukirch, 23 januari 1943),
Rebecca Waterman- Polak (Amsterdam, 20 september 1896 – Auschwitz, 13 november 1943),
Mozes Waterman (Amsterdam, 23 maart 1918 – Midden Europa, 31 maart 1944),
Pinehas Waterman (Amsterdam, 8 april 1920 – Auschwitz, 24 januari 1944),
David Waterman (Amsterdam, 26 september 1924 – Birkenau, 30 september 1942),
Mietje Waterman (Amsterdam, 18 mei 1927 – Auschwitz, 30 september 1942),
Duifje Waterman (Amsterdam, 18 mei 1927 – Auschwitz, 13 november 1942),
Meijer Waterman (Amsterdam, 30 oktober 1928 – Auschwitz, 13 november 1942),
Isaäc Waterman (Amsterdam, 6 maart 1930 – Auschwitz, 13 november 1942),
Gretha Waterman (Amsterdam, 10 november 1931 – Auschwitz, 13 november 1942),
Johanna Waterman (Amsterdam, 27 juni 1933 – Auschwitz, 13 november 1942),
Abraham Waterman (Amsterdam, 18 juni 1935 – Auschwitz, 13 november 1942),
Dina Waterman (Amsterdam, 1 augustus 1937 – Auschwitz, 13 november 1942).

 

bron:
Wikipedia (Ans van Dijk) (bezocht 5 juli 2014),
Noorman, Lieke, Interview met Hatty Waterman voor www.helmertwoudenberg.nl (bezocht 5 juli 2014),
De oorlogsbelevenissen van Hartog W., www.maartenfrankenhuis7.blogspot.nl, 13 feb 2009 (bezocht 5 juli 2014),
www.joodsmonument.nl, gezin Waterman (bezocht 5 juli 2014) .
Helmert Woudenberg maakte zijn 11e solo-voorstelling naar aanleiding van dit verhaal.
 
gepubliceerd:
4 mei 2016
 
laatst bijgewerkt:
24 februari 2024