Joop Waterman

watermanjoopJoop Waterman werd op een wel heel bijzonder plaats geboren – in Kamp Westerbork. Niet een locatie waar je de geboorte van een kind verwacht én daarna hebben verschillende factoren hem het leven gered, zoals de nationaliteit van zijn vader en de vrouw van de rabbijn.

Joop (Joseph Morest) Waterman werd geboren op 17 augustus 1943 in Kamp Westerbork. Korte tijd daarvoor waren zijn ouders, Sander Waterman (Londen, 10 juni 1914 – Lelystad, 5 augustus 1986) en Elisabeth Gobetz (Amsterdam, 21 november 1918 – Almere, 5 mei 1998) samen met hun eerste kind Samuel (Sal) (Amsterdam, 20 april 1941 – Barneveld, 1 januari 2003) naar dit kamp gedeporteerd.

watermansanderbokserVader Sander was bokser en bokste bij de boksschool van Joop Cosman aan de Jodenhouttuinen. Door zijn geboorte had hij een Brits paspoort ondanks dat zijn ouders Nederlanders waren. En Sander zat in het verzet. Hij werd gearresteerd vanwege het vervalsen van persoonsbewijzen, maar zijn broer Morest had dat gedaan. Als hij dat had gezegd dan hadden ze allebei gevangen gezeten, dus hij hield zijn mond daarover. Zijn broer Morest is helaas in Mauthausen vermoord.
Vader Sander ontsnapte aan de arrestatie en kwam aanlopen toen zijn zwangere vrouw en oudste zoon in de rij klaar stonden om naar het Muiderpoortstation te gaan, waarna ze met de trein naar Westerbork gedeporteerd zouden worden. Hij is toen direct met met moeder mee gegaan, compleet met een mutsje over zijn kale hoofd zodat niemand zag dat hij een gestrafte was.

Het Britse paspoort zorgt er in eerste instantie voor dat het gezin langere tijd in Westerbork bleef. Na de geboorte van Joop komt door de gebrekkige omstandigheden de borstvoeding bij moeder Elisabeth niet op gang, en Joop werd gezoogd door de vrouw van rabbijn Lou Vorst (Amsterdam, 8 oktober 1903 – Rehovot, 28 juli 1987), Henriëtte van Gelder (Den Haag, 7 november 1907 – Tröbitz, 28 april 1945).

watermanjoopensalbokserDe rabbijn en zijn vrouw zaten met hun vier kinderen in het kamp en op 26 juni 1943 kregen ze in het kamp hun vijfde kind, Baruch Nechamia. Baruch overleed op 21 augustus 1943. Henriëtte kon wel voeding geven maar haar kind was overleden, Elisabeth kon geen voeding geven en had een baby. Henriëtte hielp Elisabeth en tijdens de kampperiode was er een sterke band tussen de vrouwen. Henriëtte voedde overigens niet alleen Joop, maar ook een aantal andere zuigelingen in het kamp.
De familie Vorst stond op de transportlijst voor Sobibor, door het overlijden van Baruch bleven ze nog in Westerbork en kwamen ze later in Bergen-Belsen terecht.

Op 11 januari 1944 werd het gezin Waterman gedeporteerd naar Bergen-Belsen. Dit kamp werd mede gebruikt om er de zogenoemde “Auschtauschjuden” onder te brengen, Joden die gebruikt konden worden om uit te ruilen tegen Duitse krijgsgevangenen. De familie Vorst zat ook in Bergen-Belsen en ze verbleven daar 15 maanden. Ondanks de speciale status waren de omstandigheden erbarmelijk en er was zo weinig te eten dat de mensen een schim van zichzelf werden.

Op 9 april 1945 werden de families Waterman en Vorst meegestuurd met “Het verloren Transport”. Dit transport zou naar Theresienstadt gaan, maar kan daar niet meer heen en rijdt 14 dagen lang doelloos heen en weer door Duitsland. De gevangenen hadden in de periode alleen het weinige water en eten dat meeging voor de reis naar Theresienstadt en menigeen overleeft dit transport niet. Op 23 april 1945 komt het transport tot stilstand bij het plaatsje Tröbitz en werd bevrijd door de Russen. Maar meer dan dat werd er niet gedaan. Velen sterven door voedselgebrek in de dagen erna, zo ook Henriëtte Vorst – van Gelder op 28 april 1945. Zoals zovelen werd zij naast het spoor begraven.

Uiteindelijk hebben de Amerikanen geholpen en kon de familie Waterman op weg naar Nederland. Terug in Amsterdam volgde de volgende grote schok. Het grootste deel van de familie Waterman bleek vermoord, zo ook de familie Gobetz. Van de families hadden alleen diegenen die gemengd gehuwd waren de oorlog overleefd.

Het gezin probeerde de draad weer op te pakken. Sal en Joop gingen boksen bij Cosman. Hoe goed het gezin ook zijn best deed, ze waren uit de oorlog, maar de oorlog was niet uit hen.
De oorlog heeft vader en moeder uit elkaar gejaagd, ook al kwamen er nog twee kinderen, Johanna Klara en Alexander Gerrit. Ze woonden tot 1960 boven steenhouwerij Koster op de Rapenburgerstraat, middenin de joodse wijk waar het zo tastbaar was dat het grootste deel van de Amsterdamse Joden was uitgemoord. Moeder huilde veel. Hierom, en om haar familie. Broer Sal had de kampen bewuster meegemaakt, hij was twee jaar ouder. Na de oorlog was hij niet te handhaven.

Joop trouwde met Judith van Geens en ze kregen twee kinderen. Een leven van hard werken en zorgen voor de kinderen volgde. Maar de oorlog bleef aanwezig en een therapie bij Centrum ’45 in Oegstgeest bleek noodzakelijk. Na die therapie is Joop 15 jaar geleden begonnen met het geven van voorlichting op scholen en is hij een van de gastsprekers van Herinneringscentrum Westerbork. En in kamp Westerbork, zijn geboorteplaats, spreekt hij nu elk jaar op 4 mei het kaddisj uit.
In het leven van Joop en Judith bleef altijd één vraag staan door de ervaringen vanuit de oorlog:
Hoe moeten wij onze ouders het verlies goedmaken van hun ouders en zusters en broers
.

bron:
www.schrijveronline.nl, lemma Sander Waterman, Elisabeth Gobetz (geraadpleegd 20 feb 2015)
www.levie-canes.com, lemma Sander Waterman (geraadpleegd 21 feb 2015)
joodsmonument.nl, lemma Henriëtte van Gelder (geraadpleegd 21 feb 2015)
joodsmonument.nl, lemma gezin Vorst (geraadpleegd 21 feb 2015)
Bakker, Michiel, Melkbroers in Westerbork, 1 mei 2009.
interview Joop Waterman en Judith van Geens, 7 februari 2015

illustraties
boksfoto’s met dank aan Joop Waterman
foto Joop Waterman, still uit Emotionele herdenking op voormalig Kampterrein, RTV Drenthe.

laatst bijgewerkt:
16 september 2019