Joop Emmerik
Ik heb in de armenbuurt gewoond, in de Kerkstraat tussen de Amstel en de Weesperstraat. Dat was een héle arme buurt. Er was maar een enkele af en toe, die kon zeggen dat het hem goed ging; misschien een paar winkeliers die daar hebben gezeten.
Er kwam een porder ’s nachts. Die heette Brammetje Lelie. Ik was een jongen van vier of vijf jaar, he. En ik was zo bang, dan kroop ik onder de dekens, en dan stond hij te ratelen op de deur boven. Er waren geen bellen aan de deuren, dus dan moest hij naar boven lopen en dan riep hij: “Betje, sta je nog niet op? Het is vier uur, hoor!” Want Manke Betje moest elke morgen vroeg naar de markt. Je had ook Japie Schapendief, ik zie hem nog zó lopen met z’n stokkie. Als de mensen gingen trouwen, dan stond hij te bedelen, wij noemen dat ‘bietsen’. En als hij nou wat kreeg, dan zei hij: ‘Mazzel en broche voor je hele misjpoche’. Dus veel geluk voor je hele familie, he. Maar als hij niets kreeg, dan was hij aan het vloeken, dat was niet mooi meer.
En dan was er een man, die woonde boven het Russische sjoeltje. Die man noemden ze Hemeltje, want hij keek altijd naar de lucht. Het was een vrome Jood, en als je als klein kind ‘Hemeltje!’ riep, dan kwam hij je achterna.
Later werd er een boottochtvereniging opgericht in de Kerkstraat, die heette geloof ik ‘Ons Genoegen’. En dan gingen ze éénmaal per jaar zo’n boot huren om een tocht te maken langs de Amstel (dit werd dan georganiseerd door de familie Vaz Dias. bron: Joods Verzet, Jac. van der Kar). En dan kwamen ze ’s avonds met volle muziek van die boot gemarcheerd, zó de Kerkstraat in, met het muziekkorps voorop. En de hele straat liep leeg, iedereen ging er achteraan lopen in een hele lange stoet. Dat was iets fantastisch. Mijn vader was ook een van de oprichters daarvan, samen met Benjamins en Brammetje Lelie. Dat was één groot stuk gezelligheid. Mijn vader draaide dan grammofoonplaten, op zo’n grammofoon met van die grote hoorns. Dat was dansmuziek. Dat
ding moest je aandraaien, en dan speelde hij uit het raam en dan gingen de mensen dansen op straat. Je had daar toen ook een familie Swaab, hun zoon Barend kon ontzettend goed piano spelen. En die jongen heeft vaak gespeeld met het raam open, en dan stonden de mensen er met plezier naar te luisteren.
bron:
Herinneringen aan Joods Amsterdam; De Bezige Bij, 1994.
laatst bijgewerkt:
16 september 2019