Al snel nadat de Portugese en Spaanse Marranen (schijnchristenen) en Joden hun toevlucht in Amsterdam hadden gevonden begonnen zij met met het uitoefenen van de godsdienst en werd een sociaal netwerk opgezet (liefdewerken genoemd). De godsdienst was zeer belangrijk, vrijwel iedere familie had tijdens de inquisitie op het Iberisch schiereiland hier offers voor moeten brengen. De vervolging had de gemeenschapszin zeer groot gemaakt. Velen hadden al tijdens de vervolging besloten om wanneer men op een veilige plaats zou komen men een offer aan God zou brengen. Toen men in het veilige Amsterdam arriveerde wilde men de gelofte aan God ook waarmaken.
De zeevaart en de handel brachten veel geld op waardoor een bovenlaag van deze nieuwe immigranten ook in de positie kwam om de sociale zorg op te zetten. Gelijktijdig zien we in de doelen van de organisaties die werden opgezet dat er onder de Sefardische Joden veel armoe heerste. Het idee dat alle Sefardim (Portugese Joden) rijk waren en alle Hoogduitse Joden arm klopt dus niet.
De zorg ging verder dan de eigen groep. Ook de Hoogduitse geloofsgenoten, die in een latere fase berooid in ons land en Amsterdam arriveerden, konden rekenen op steun. Voor hen waren speciale verenigingen opgericht, die bijvoorbeeld -heel praktisch- zorgden voor onderdak bij de eerste periode na de aankomst in Amsterdam.
Het sociale netwerk was essentieel voor de vestiging. De armenzorg was geen taak voor de overheid, maar voor de kerk. In de praktijk de kerk waartoe men behoorde. De weigering om Joden toe te laten komt in deze tijd (ook) voort uit het feit dat wanneer men sociale zorg nodig had, men voordat er een behoorlijk netwerk was zou terugvallen op de overheid en de overheid met kosten zou komen te zitten waarop men niet zat te wachten.
Om toegelaten te worden moest er een netwerk zijn dat door de kerk werd geleid. Om dat netwerk op te zetten moest men toegelaten worden. De rijkdom en de handelscontacten van een aantal van de Portugese Joden konden deze patstelling doorbreken; en de Portugese Joden organiseerden snel een zeer uitgebreid stelsel van zorg.
Hoe succesvol het in Nederland verliep was zelfs het voorbeeld dat Menasseh ben Israël gebruikte toen hij bij Olivier Cromwell in 1655 pleitte om verdrukte Joden in Engeland toe te laten.
Al in 1618 waren er al drie kehilla (gemeenten) in ons land die zich in 1639 verenigden tot Talmoed Thora. Er werden scholen voor lager en hoger onderwijs gesticht, de studenten werden al snel gezonden naar Hamburg, Londen en Amerika. Amsterdam, het Jeruzalem van het noorden, kreeg een belangrijke positie binnen de Joodse wereld. Er komen tal van instellingen in de stad met de naam Jeshiba of Academia waar de godsdienstige leer en de commentaren de onderwerpen waren van de studie, maar ook de Spaanse, Portugese en Hebreeuwse taal werden in Amsterdam onderwezen.
Daarnaast zijn er zo’n 100 sociale instellingen in deze periode die op de volgende pagina genoemd worden. Soms zijn de doelstellingen een vreemde combinatie, maar dat kan worden teruggevoerd naar het woord van Simon de Rechtvaardige die bepaalde dat de drie grondzuilen van het Jodendom gevormd worden door Wetsbeoefening, Eredienst en Liefdewerken.
De Sefardim hadden in de 17e en 18e eeuw al een uitgebreid scala aan sociale instellingen. Hier het overzicht:
1. Abi Jethomiem. (vader der wezen), opgericht 1647 met als doel wezenzorg, godsdienstvoordrachten en leeroefeningen en het verstrekken van voeding en nachtverblijf aan arme vreemdelingen.
2. Abodath ha-Cheset (liefdadigheid). Opgericht voor 1683. Geven van geldelijke steun aan behoeftige Hoogduitsche en Poolse geloofsbroeders.
3. Abodath ha-Kodesj (Heilige dienst). Opgericht in 1642 als onderdeel van de begrafenisonderneming Gemiloeth Chassadiem. Het doel was het dragen van lijken van het sterfhuis naar de schuit met orde en plechtigheid.
4. Academia de los Floridos. In 1685 opgericht, letterkundige debatingclub door Don Manuel Nuñes Belmonte, resident van de Koning van Spanje in Nederland.
5. Academia de los Sitibundos. Dichtkunstgenootschap. In 1676 opgericht door don Manuel Belmonte. Het genootschap schreef prijsvragen uit.
6. Asuta de Chabraja (gezondheid der geleerden). Opgericht in 1688 met als doel de leraren van Ets Chajim tijdens hun ziekte bijstand te verlenen.
7. Ateret Tiferet (sierlijke kroon). Rond 1684 opgericht, in 1712 samengegaan met Menachem Abelim. Het doel was de wetsbeoefening en de armenzorg.
8. Ateret Bachoeriem (kroon der jongelingen). Opgericht in 1738 met als doel de wetsbeoefening en het uitreiken van kousen in het voor- en najaar.
9. Ateret Zequenim (kroon der ouden). Voor 1765 opgericht met als doel de wetsbeoefening en bijstand aan behoeftige leden van de vereniging.
10. Atse-ha-Maarcha (houtstapel op het altaar). voor 1700 opgericht met als doel het verschaffen van brandhout aan behoeftigen gedurende de wintermaanden.
11. Baale Tesjoeba (die tot bekering opwekken). Omstreekt 1666 opgericht met als doel opwekken tot godsdienstig en ingetogen leven, de wetsbeoefening en het verzorgen van begrafenissen van behoeftigen.
12. Baale Zedeka (weldoeners). Opgericht voor 1769 met als doel de armenzorg en de wetsbeoefening.
13. Berieth Jitschak (verbond van Izaak). Opgericht ten tijde van de vestiging van sefardiem in Amsterdam met als doel het voorzien in de kosten van de besnijdenis bij armen en het verstrekken van versterkende middelen aan de kraamvrouw.
14. Berieth Sjalom (verbond des vredes). Voor 1765 opgericht met als doel het verzorgen van een peter en meter voor de besnijdenis en het verstrekken van versterkende middelen aan de kraamvrouw.
15. Beth David (huis van David). Voor 1650 opgericht met als doel de wetsbeoefening.
16. Beth Jaacob
Opgericht omstreekt 1650.
17. Beth Jisrael (huis van Israel). Dit was een jongerenvereniging om desgewenst de rouwende bij hun gang naar de synagoge te vergezellen.
18. Beth Joseph (huis van Jozef). Opgericht in 1669 met als doel de beoefening der wet.
19. Beth lechem
20. Bikoer Choliem (ziekenbezoek). In 1609 opgericht als ziekenhuis van de Nederlands Portugese Gemeente. Het doel was ziekenbezoek, bijstand aan behoeftigen en lijkbezorging.
21. Captivos (vrijkopen van onschuldige gevangenen of slaven). Sedert de vestiging aanwezig.
22. Chesed weeyeth (liefde en waarheid). Opgericht in 1716 met als doel het volgens Israelitisch gebruik reinigen en kisten der lijken.
23. Chonen Dallim (beschermer der armen). In 1667 ontstane godsdienstige vereniging. In 1741 verenigd met resjit cochma.
24. Chonen Dallim. In 1625 opgericht met als doel het verstrekken van renteloze voorschotten. In 1684 telde de vereniging ruim 700 leden.
25. Cobang Jesua (helm des heils). Voor 1765 opgericht met als doel het uitdelen van hoeden en pruiken.
26. Coronus. Gesticht door Mozes Coronel uit Hamburg. Het doel is wetsbeoefening en armenzorg.
27. Derech Mosjeh (Moses’ wandel).
28. Eben Jecara (edelgesteente). In 1733 opgericht met als doel het plaatsen van stenen zerken op de graven van behoeftigen.
29. Esjel Abraham (Abrahams eik). Door Abraham Bueno de Mesquita gesticht met als doel de wetsbeoefening.
30. Esrat Nasjiem (Hulp voor vrouwen) met als doel het verzorgen van schoenen en kousen voor behoeftige vrouwen.
31. Ets Chajjim (Boom des levens), opgericht in 1637 met als doel het opleiden van jongelingen in de geestelijke stand.
32. Geboel Almana (het gebied der weduwe) is opgericht in 1788 als pensioenfonds voor weduwen van leraren van Ets Chajjim.
33. Gemiloet Chassadiem (het verrichten der liefdewerken) werd in 1639 opgericht met als doel het verrichten van liefdewerken bij zieltogenden en overledenen, het houden van leeroefeningen.
34. Hanagath-ha-ne’ariem (leiding voor jongelingen). In 1790 opgericht met als doel het houden van lezingen uit de heilige schrift op sjabbath en het uitreiken van hemden.
35. Imre Noäm (liefdelijke redenen) was een jongerenvereniging met als doel de armenzorg en wetsbeoefening.
36. Jadrech Anawiem. In 1706 opgericht met als doel het beoefenen van de Joodse wet.
37. Jagdiel Torah (hij zal de leer tot verheffing brengen). Werd opgericht rond 1660 door Raphaël Aguilar met als doel het bevorderen van de wetstudie.
38. Jeschiba. Academie tot wetsbeoefening. Opgericht in 1644 door Isaac Pereira. Het hoofd werd Chacham Menasseh ben Israël. Door deze benoeming reisde Menasseh niet af naar Brazilië, zoals hij gepland had.
39. Jeschiba de los Pintos. Deze vereniging tot beoefening der Wet werd in 1669 door Abraham en David de Pinto uit Rotterdam naar Amsterdam overgeplaatst.
40. Jeschiba dos Saleres. Een academie voor de wetsbeoefening opgericht door de familie Salares.
41. Jirat Sjamajiem (eerbied voor het opperwezen)
42. Keter sjem tor (kroon van de goede naam). In 1679 opgerichte jongerenvereniging met als doel de wetsbeoefening.
43. Keter Tora (kroon der wet). In 1643 gesticht door Saul Levie Morteira. Bijeenkomsten ten huize van de beschermheer, Don Yshac Penso.
44. Ketonet bad Kodesj (een gewijd linnen onderkleed). Voor 1765 opgericht met als doel het bedelen van hemden.
45. Kohl Jaäcob (ster van Jacob)
46. Lewiat-ha-metiem (begeleiding der doden). rond 1650 opgericht met als doel de begeleiding van arme doden die geen verwandten hadden. De leden gingen om beurt met 10 man met de schuit mee naar Oudekerk om daar met 10 man de gebeden te doen tijdens de lewaaje.
47. Limoed talmidiem (studie der leerlingen). In 1753 opgerichte vereniging tot Wetsbeoefening.
48. Limosnas Occultas (weldoen in het geheim). Opgericht ten tijde van de vestiging in Amsterdam.
49. Liwjat chen (lieflijke kroon)
50. Maäsiem tobiem (weldadigheid). In 1707 opgericht met als doel ziekenzorg. In 1758 samengegaan met Sidkat Nasjiem.
51. Maqen David (schild van David). In 1675 opgericht met als doel de wetsbeoefening.
52. Mamlechet Cohanniem (een koninkrijk van priesters). Een vereniging tot wetsbeoefening, werkend uit het huis van R. Meir a Cohen.
53. Mare nefesj (bedroefden der ziel).
54. Masjmiang Jesjoe’a (heilverkondiger). Een vereniging voor talmoedstudie. Opgericht in 1666, het jaar van de valse messias, Sabbatai Zebi.
55. Maskiel-el-Dal (die de armen gadeslaat), voor 1683 opgericht met als doel de wetsbeoefening en de ziekenzorg.
56. Meson-ha-baniem (onderhoud der dochteren). Opgericht in 1734 (5494); een instelling voor weesmeisjes.
57. Meïl Sedaka (mantel der liefdadigheid), in 1735 opgericht met als doel de behoeftige personen van onbesproken gedrag jaarlijks van jassen te voorzien.
58. Meïrat Enajim (een verlichting voor de ogen), in 1644 opgericht met als doel wetsbeoefening.
59. Menachem Abeliem (trooster der treurenden), voor 1700 opgericht met als doel de behoeftige rouwenden te steunen en de gebruikelijke geden in hun woningen te verrichten. Werd in 1712 samengevoegd met Ateret Teferet.
60. Migdol Os (een sterke burcht), in 1721 opgericht met als doel het uitdelen van dekens.
61. Mikra Kodesj (heilige samenkomst). In 1742 opgericht als hebreeuws letterkundig genootschap. Bijeenkomsten bij Joseph Suasso de Lima.
62. Mikwe Jesjoe’a (hoop der verlossing). Doel het bedelen van vlees gedurende pesach én vlees en brood tijdens soekot.
63. Minchat Areb (namiddagdienst). Het doel van het houden van leeroefeningen in de namiddag ten huize van Raphael Gajes en de armenzorg.
64. Misjenet Zeqenim (steun der ouden). In 1749 opgericht oude mannen- en vrouwenhuis.
65. Misjmeret-ha-bajith (taak in het huis). Afdeling van gemieloeth chassadiem, in 1705 opgericht. Het doel was om de lijken uit het huis te dragen en op de baar te plaatsen.
66. Misjne Torah (herhaling der wet). Opgericht voor 1765 met als doel de wetsbeoefening en de broodbedeling.
67. Mishpat ha-banot (het recht der meisjes). In 1730 opgericht, ondersteunt wettige gehuwde behoeftige kraamvrouwen wanneer zij van een dochter zijn bevallen.
68. Mohar-ha-betoeloth (bruidschat der jonge dochteren). In 1615 opgericht. Bestond in het begin slechts uit 20 leden, in 1683 uitgegroeid tot ruim 400 leden met een kapitaal van dfl. 50.000,–
69. Neroth-ha-Mäaracha (de lampen die op één rij geplaatst moeten worden). Het doel was de armen gedurende het inwijdingsfeest olie voor de maccabeënlamp verschaffen.
70. Newe-Tsedeh (woning der rechtvaardigheid). In 1643 gesticht met als doel de wetsbeoefening en armenbedeling.
71. Noten lechem la-dal (hij geeft de armen brood), omstreeks 1750 opgericht. Het doel is de broodbedeling en om op de sjabbath na de middagdienst gebeden voor de gestorven verwandten te verrichten.
72. Ohel Jaäcob (de tent van Jacob). Vereniging voor talmoedstudie.
73. Ohel Lea (Lea’s tent). Academie tot wetsbeoefening.
74. Oneg Sabbath (sjabbatsgebod). Omstreeks 1700 opgericht, met als doel het wekelijks uitdelen van brood en olie voor de sjabbathslamp en de wetsbeoefening.
75. Oneg Sabbath (sjabbatsgebod). Opgericht in 1796 met als doel het lezen van de pentateuch op sjabbath.
76. Derech chajjim (levensweg). Vóór 1706 opgericht met als doel de wetsbeoefening.
77. Ozer Dalliem (armenverzorger). Gesticht door Alvitre de Jacob Vello met als doel de armenzorg en de wetsbeoefening.
78. Palmajieg-be-nealiem (hoe sierlijk zijn). Uwe voeten in de schoenen.
79. Réach Lebanon (de geur van de Libanon), een jongerenvereniging.
80. Reschit Chochma (het begin der Wetenschap). De eerste vereniging tot beoefening der wet. In 1629 gesticht door chacham Saul Levie Morteira bij het overlijden van Jacob Israel Belmonte ter zijner eer. In 1741 samengegaan met Chonen Dallim.
81. Reschit Daät (begin der kennis). In 1643 opgerichte jongerenvereniging.
82. Sidkat nasjim (liefdadigheid der vrouwen). In 1734 opgericht met als doel de ziekenzorg. In 1758 samengegaan met Maäsiem Tobiem.
83. Sjaäre Sjamaïm (poorten des hemels). Bij de komst van de Hoogduitse Joden door jongeren opgericht met als doel om de behoeftigen onder de Hoogduitsen enige tijd huisvesting te verschaffen.
84. Sjaäre Zedek (poorten der liefdadigheid). In 1683 opgericht met als doel de armenzorg en de wetsbeoefening.
85. Sjalom Rab (Veel vrede). Voor 1769 opgericht. Doel talmoedstudie.
86. Sjalosj Pe’amiem (drie keren). Het verleden van steun aan weduwen op het paas-, weken- en loofhuttenfeest.
87. Sjem Sjamajim (de stem des Heren).
88. Sjomer choliem (oppasser der zieken).
89. Sjomeriem-la-boker (wachters op de ochtend). Omstreeks 1666 opgericht met als doel de armenzorg, de wetsbeoefening en het houden van de dienst in de vroege morgen.
90. Tachrichin (doodsklederen). Opgericht bij de komst van de Portugese Joden. Een damesvereniging met als doel een doodsgewaad voor de behoeftigen te vervaardigen.
91. Talmoed Thora (studie der Wet). In 1599 gesticht met als doel de kinderen godsdienstonderwijs te verstrekken. Samengegaan met Ets Chajjim in 1639.
92. Tiebra Sancta (het heilige land). Doel om de armen van het Heilige Land te steunen.
93. Temimé Darech (de volmaakten van levenswandel); opgericht in 1665 met als doel de wetsbeoefening en de ziekenzorg.
94. Tipheret Bachoerim (sieraad der jongeren). Jongerenvereniging ter beoefening van de Wet in 1669 opgericht. Rabbijn Jacob Sasportas stond aan het hoofd.
95. Tob laleqet-el-beth-ebel (het is goed om te gaan in het huis van de treurende). Rond 1748 opgericht met als doel het verrichten van gebeden voor de gestorvenen, het geven van dfl 5,– aan de behoeftige leden gedurende de 7 treurdagen waarin men niet mag uitgaan of werken en het bedelen van vlees aan behoeftigen tegen pinksteren.
96. Tora Or (de Wet is het licht). Vereniging voor wetsbeoefening gesticht in 1656 door Dr Efraim Bueno en Abraham Pereira. Leraar was Isaac Aboab da Fonseca.
97. Toxat Mosjeh (Mozes’ leer). In 1759 opgerichte vereniging voor wetsbeoefening.
98. Vesteria de Talmidiem (kleding voor de leerlingen). Vóór 1639 opgericht, voorziet de behoeftige leerlingen van de lagere school van kleding.
99. Ze-ha-sjaär-la-sjem (dit is de poort die aan de Eeuwige gewijd is).
100. Maskiel-el-Dal (die de armen gadeslaat). Vóór 1671 door Abraham de Fonseca opgericht met als doel weldadigheid en wetsbeoefening.
Bron:
verenigingen bij de Portugese en Spaanse Joden te Amsterdam in de 17e en 18e eeuw door J M Hillesum
laatst bijgewerkt:
13 september 2019