vroege Jodenvervolging in de Lage Landen

diasporaIn de geschiedenisboeken rond het Jodendom is regelmatig te lezen dat de vervolgingen van de Joden in de Middeleeuwen in ons land wel meevielen. Er wordt over een incident gesproken in 1349 – na de pestepidemie, en dat is het dan wel. Klopt dit?

Vestiging
Door de diaspora die in het huidige Israël ten tijde van het Romeinse Rijk begon, verspreidden de Joden zich over de wereld. Een deel van hen trok naar Europa en tijdens het bewind van Julius Caesar was er al sprake van Joodse aanwezigheid langs de Rijn en de Maas (1). In de vijfde eeuw heeft deze vestiging al een permanent karakter(2). Tussen 1200 en 1250 is er bij Tienen (bij Brussel) zelfs al een Joodse begraafplaats (3). Gedurende de gehele middeleeuwen is er dus sprake van Joodse vestiging in de Lage Landen.

Verschillende historici zien deze vestiging met een andere bril. De een noemt de vestiging marginaal (4), de ander stelt dat de Joden geen marginale minderheid waren (5). Er zijn echter aanwijzingen dat de visie dat Joden niet marginaal waren correct is. Aanwijzingen daarvoor zijn dat tijdens het Tweede Concilie van Orléans in 533 gemengd Joods-christelijke huwelijken verboden werden (6), tijdens het Derde Concilie van Orléans in 538 werd bepaald dat Joden zich tijdens de Paasweek zich niet mochten vertonen (7) en dat de eerste beroepsverboden voor Joden werden ingevoerd na het Concilie van Maçon in 581 (8). Het lijkt zinloos om dergelijke maatregelen in te voeren wanneer de Joden een marginale minderheid waren. In de vroege middeleeuwen werden Joden in Europa “anders” behandeld dan de overige bewoners.

Ontspanning.
Keizer Karel de Grote (regeerde 800 – 814) en zijn zoon Lodewijk de Vrome (regeerde 814 – 827) zorgden voor een betere situatie voor Joden. De beperkende voorschriften verdwenen, Joden mochten hun geloof belijden, synagoges bouwen, grond bezitten, handel drijven en openbare ambten bekleden (9). Het beleid van Karel en Lodewijk had een pragmatisch karakter. De Joden hadden door de beperkende maatregelen hun emplooi vaak in de handel en in de geldhandel, een handel die christenen niet was toegestaan. Het keizerrijk had geld nodig, Joodse geldhandelaren konden dit leveren, en de handelscontacten en talenkennis van de Joodse handelaren kwamen van pas in de diplomatie (10).

Macht en Kruistochten
In de elfde en twaalfde eeuw veranderde er veel. De kerk was tot grofweg het jaar 1000 bezig geweest met het opbouwen van de interne structuur. In de elfde en twaalfde eeuw organiseerde de kerk een aantal grote evenementen waarmee de macht zichtbaar werd gemaakt.

Op het Iberisch Schiereiland werd samen met de wereldlijke heersers de Reconquista begonnen, het terugveroveren van gebieden die de moslims in de achtste eeuw veroverd hadden.

Tijdens het Concilie van Clermont in 1096 riep Paus Urbanus op tot de bevrijding van het Heilige Land van de moslims en tot het herstel van de eenheid van de kerk na het Schisma van 1054. Het Schisma was de scheuring in de kerk toen zij zich opsplitste in een Rooms-katholieke kerk in westelijk Europa en een Oosters-Orthodoxe kerk in oostelijk Europa.
In zijn oproep sprak de Paus over christenvijandige volkeren, door verschillende predikers werd dit overgenomen en werd er benadrukt dat dit niet alleen de moslims gold, maar dat Joden een historische schuld hadden aan de dood van Christus en daarvoor gestraft moesten worden. Een van de predikers die opzweepte tot felle Jodenhaat, gevolgd door moordpartijen met vele Joodse slachtoffers, was Folkmar (11).

Lateraanse Concilies
In 1179 werd het Derde Lateraans Concilie georganiseerd. Tijdens dit concilie werden er regels opgesteld die hun invloed hadden op de Joodse bewoners van Europa. Christenen mochten geen geld meer tegen rente aan medechristenen uitlenen en hierdoor kregen al bestaande Joodse geldhandelaren veel nieuwe klanten en kwamen er meer Joodse geldhandelaren (12). Zelfs de Roomse Curie maakte gebruik van de Joodse geldhandelaren, omdat ze kapitaal nodig had. De Paus verleende de Joden de licentia contrahendi mutua, de vrijheid om leningen te verstrekken (13). De kerk bevorderde deze Joodse negotie.

Deze geldhandel zou in later tijd niet tot het voordeel van het imago van de Joden werken (14). Ze werden als woekeraars gezien. Dat beeld blijft in de Lage Landen overeind, ook na de pogroms van de veertiende eeuw, toen er geen Joodse geldhandelaren meer actief waren (15).

Andere maatregelen die de Joden betroffen waren beschermende maatregelen. Dat was nodig, aangezien tussen 1010 – 1012 Joden aangevallen werden in plaatsen als Limoges, Rouen en Mainz (16). Deze bescherming kwam wel met een prijskaartje. Als tegenwicht tot de bescherming werd bepaald dat Joden geen overheidsfuncties mochten bekleden, moesten worden geweerd uit ambachts- en handelsgilden en dat ze geen grond mochten bezitten (17).

Het Vierde Lateraans Concilie werd in 1215 georganiseerd en werd het grootste concilie van die tijd, zelfs bijgewoond door wereldlijke leiders. Tijdens dit concilie veranderde de toon naar de Joden. De Joden moesten de tienden voor de kerk ook betalen (zoals ook de christenen), Joden en Saracenen moesten zich onderscheiden door hun kleding, Joden mochten zich niet in het openbaar vertonen tijdens de laatste drie dagen van de Heilige Week (rond Pasen), Joden mochten geen openbaar ambt bekleden en ieder die hen hielp dit te verwerven moest gestraft worden en Joden die gedoopt waren moesten verhinderd worden om terug te keren naar hun oude geloof. In 36 jaar tijd was de houding naar Joden geheel veranderd (18).

In de Lage Landen
De Lage Landen lijken in de luwte gelegen te hebben van deze maatregelen. Er zijn geen incidenten terug te vinden, maar wel moet de houding naar Joden toe veranderd zijn. De Lage Landen waren onderdeel van het Keizerrijk, er waren intensieve contacten met de rest van Europa en de maatregelen golden hier ook. De slechte reputatie die Joden in deze tijd kregen werkten in de veertiende eeuw uit tot genocide…

De Pest
pestWe weten nu waardoor de pest ontstaat en dat onhygiënische omstandigheden de verspreiding van deze ziekte bevorderen, maar voor de middeleeuwer was dit niet duidelijk. Waar de pest verscheen, kregen de Joden de schuld. Toen in 1348 de Joodse arts Balavignus de Joodse wijk van Straatsburg liet schoonmaken en het afval liet verbranden, hygiënische maatregelen die beschreven staan in het boek Leviticus in de Bijbel (wajikra in de Torah), en het aantal pestgevallen drastisch verminderde in deze Joodse wijk, werden zijn maatregelen niet gezien als een oplossing. De Joden zouden de bronnen van de christenen vergiftigd hebben en zo schuldig zijn aan de pest. Balavignus werd gevangen genomen en onder martelingen ‘bekende’ hij wat het startsein was tot hevige pogroms in grote delen van Europa met vele Joodse slachtoffers (19).

De ergste uitbraak van de Pest in de Lage Landen was in 1349. En met die uitbraak kwamen ook in de Lage Landen de Jodenvervolgingen. Maastricht was aan de beurt in 1349-1350. In 1377 waren er geen Joden meer in deze stad (20).
Een uitgebreide correspondentie die er was met een groep Joden in Gelre eindigde abrupt in 1349 (21). In de Zuidelijke Nederlanden werden Joden op grote schaal verbrand, verdronken of op een andere manier vermoord (22). De gebeurtenissen zijn ook terug te vinden in een Joodse bron uit die tijd; in het Memorbuch werd opgenomen dat de martelaren uit Utrecht, Broek bij Venlo, Nijmegen, Arnhem, Zutphen, Zwolle, Deventer en Kampen herdacht moesten worden, een verwijzing naar het vermoorden van de Joodse inwoners uit die steden (23).

De pest was niet in één keer ‘voorbij’. De ziekte keerde van tijd tot tijd terug en eiste slachtoffers wanneer er voldoende mensen waren die geen weerstand tegen deze ziekte hadden, dus dit betrof vaak kinderen. De anti-Joodse sentimenten bleven daarmee bestaan, wat terug te zien is in maatregelen die een eeuw later, in 1489 in Kampen en in 1490 in Zwolle, tegen Joden werden genomen. Er mocht geen handel met Joden worden gedreven, geen geld van geleend worden en Joden mochten geen eten of drinken worden aangeboden(24).

Flagellanten
flagellantenFlagellanten of geselbroeders speelden een speciale rol in dit alles. Deze groepering was actief van de 13e tot de 15e eeuw. Ze gingen van stad tot stad, zongen klaagzangen en geselden zichzelf. Zij riepen op tot boetedoening vanwege de pest en tot vervolging van Joden (25).

Beeldvorming.
De eeuwen van negatieve berichtgeving leidden tot een negatieve beeldvorming die in de latere geschiedenis van tijd tot tijd opduikt. Een verhaal dat steeds weer terugkomt gaat over het schenden van de hosties door Joden. Een hostie stelt in het katholicisme het lichaam van Christus voor. Het schenden van een hostie staat daardoor voor het schenden van Christus.

Daarnaast is het slachten van christenkinderen een hardnekkige beschuldiging, al dan niet aangevuld met het verhaal dat het bloed voor de bereiding van matzes bestemd zou zijn. Deze beschuldigingen komen vanaf de 13e en 14e eeuw in de Lage Landen voor (26). Deze beeldvorming werkte zeer negatief voor de Joodse bevolking in de late middeleeuwen in de Lage Landen.
In 1439 zijn er in Arnhem agressieve delicten jegens Joden omdat een Joodse jongen een aantal meisjes het hoofd op hol had gebracht (27). In 1451 bezocht de Pauselijke vertegenwoordiger, Nicolas de Cusa, Arnhem en vaardigde een aantal anti-Joodse maatregelen uit, waaronder het dragen van een geel merkteken op de kleding (28). Dit merkteken werd in 1456 verplicht in Venlo en na 1459 kon men in Tiel geen huis meer huren tenzij men dit merkteken droeg.

Een aantal van deze aantijgingen werden door de eeuwen heen de voedingsbodem voor virulent antisemitisme. Het schenden van hosties, het ritueel slachten en het gele merkteken kwamen de vorige eeuw nog voor in de propaganda van het Derde Rijk.

Antisemitisme blijkt een zeer lange oorsprong te hebben die tot ver in de middeleeuwen terug voert. Oude middeleeuwse beelden worden ook in onze tijd gebruikt en ingezet. De kerk had een grote invloed in het ontstaan en bevorderen van de beelden en de anti-Joodse sfeer. Jodenvervolgingen in ons land vonden als handeling tot 1349 waarschijnlijk niet plaats. Wel werd het anti-Joodse sentiment sterker, waardoor in 1349, toen de pestepidemie uitbrak, ook in de Lage Landen de vlam in de pan sloeg en men hier gelijke tred hield met de Jodenvervolgingen in een groot deel van de rest van Europa.

bron:
1. Brugmans, H. en A. Frank, De geschiedenis der Joden in Nederland, (Amsterdam 1940) 19.
2. Blom, J. C. H. e.a. Geschiedenis van de Joden in Nederland (Amsterdam 1995, 2004) 19.
3. Michman, Jozeph e.a., Pinkas, geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Nederland (Jeruzalem 1985) 3.
4. Ibidem, 3.
5. Brugmans, H. en A. Frank, De geschiedenis der Joden in Nederland, (Amsterdam 1940) 3.
6. Ibidem, 26.
7. Ibidem, 27.
8. Ibidem, 27.
9. Blom, J. C. H. e.a. Geschiedenis van de Joden in Nederland (Amsterdam 1995, 2004) 19.
10. Ibidem, 19.
11. Moore, R. I., The Formation of a Persecuting Society (Malden 2007) 28.
12. Blom, J. C. H. e.a. Geschiedenis van de Joden in Nederland (Amsterdam 1995, 2004), 20.
13. Brugmans, H. en A. Frank, De geschiedenis der Joden in Nederland, (Amsterdam 1940) 59.
14. Het woord “jood” werd voor de middeleeuwer synoniem met woekeraar
15. Weeda, Claire, [over Greilsammer, Myriam, L’Usurier Chrétien, un Juif métaphorique?: Histoire de l’exclusion des préteurs lombards (XIIIe-XVII siècle) (Rennes 2012)] in BMGN – Low Countries Historical Review | Volume 128-3 (2013) | review 63.
16. Moore, R. I., The Formation of a Persecuting Society (Malden 2007) 28.
17. Blom, J. C. H. e.a. Geschiedenis van de Joden in Nederland (Amsterdam 1995, 2004) 20.
18. Moore, R. I., The Formation of a Persecuting Society (Malden 2007) 6-11.
19. Glick, Leonard B., Abraham’s Heirs: Jews and Christians in Medieval Europe (Syracuse 1998) 265-270.
20. Michman, Jozeph e.a., Pinkas, geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Nederland (Jeruzalem 1985) 3.
21. Ibidem, 5
22. Blom, J. C. H. e.a. Geschiedenis van de Joden in Nederland (Amsterdam 1995, 2004) 20.
23. Een memorbuch wordt opgedragen aan martelaren. Het woord memorbuch stamt uit het Jiddisch.
24. Blom, J. C. H. e.a. Geschiedenis van de Joden in Nederland (Amsterdam 1995, 2004) 28.
25. Michman, Jozeph e.a., Pinkas, geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Nederland (Jeruzalem 1985) 5.
26. Blom, J. C. H. e.a. Geschiedenis van de Joden in Nederland (Amsterdam 1995, 2004) 41.
27. Ibidem, 33.
28. Ibidem, 34.

gebaseerd op Snijders, Rob, De vroege Jodenvervolgingen, De vroege Jodenvervolgingen in de lage landen tussen 1000 – 1500, onderzoeksseminar-essay, Universiteit Amsterdam, juni 2015.

illustraties:
uitsnede uit Europe in 500, Jewish Diaspora, Universiteit Texas.

Laatst aangepast:
13 september 2019

© Rob Snijders, juni 2015.