Jacques Presser – schrijver of historicus?

Jacques Presser (1899-1970), persoonsbewijs (foto Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam).

Amsterdam, 24 februari 1899 – Amsterdam, 30 april 1970
Hoe kan het dat je, nadat je de liefde van je leven verliest aan een moorddadig regime, je een wetenschappelijk werk schrijft over de periode waarin dat regime de scepter zwaaide en dat dit werk vijftig jaar later nog steeds als een wetenschappelijk standaardwerk geldt? Hoe ben je als mens in staat om de grote lijnen van de ondergang van het Nederlandse Jodendom te blijven zien en niet terug te vallen in de persoonlijke geschiedenis?

Jacques Presser kon en deed het. Hij leed een groot verlies door de moord op zijn vrouw Debora Suzanna Appel (Amsterdam, 1913 – Sobibor, 1943) en zijn werk ‘Ondergang: De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945’ verscheen in april 1965 en geldt als een gezaghebbende publicatie over deze periode. De vraag naar wat Jacques Presser heeft gevormd en wat hem tot een van de grootste Nederlandse geschiedschrijvers maakt, doemt op, naast de vraag of hij nu schrijver was of historicus. Want Presser schreef niet alleen geschiedenis, ook literaire hoogstandjes als ‘De Nacht der Girondijnen’ en ‘Homo submersus’, een roman geschreven in de onderduik, zijn van zijn hand. Om te begrijpen wie schrijver of historicus Presser was, en wat hem vormde, is een blik op zijn achtergrond essentieel.

Jacques begon zijn leven aan het Waterlooplein 17 in het gezin van Aaltje Stempel (1877) en Gerrit Presser (1874), een arme diamantwerker die uit pure economische noodzaak zijn gezin in 1903 naar Antwerpen meenam en in 1907 terugkeerde naar Amsterdam.[1] Jacques woonde bij terugkomst in de Pretoriusstraat, in een sociaal iets beter maar zeker niet welvarend deel van de stad.[2] In deze armoede werd het socialisme belangrijker dan de Joodse achtergrond en de socialist Henri Polak maakte een diepe indruk op Gerrit en zijn zoon.[3] Jacques was intellectueel zeer begaafd, maar dat was niet voldoende om zich staande te houden op de HBS waar meer kinderen uit de elite dan uit de arbeidersklasse leerden. Op deze school zorgde zijn Joodse achtergrond voor onverwachte belemmeringen. Er werd geen rekening met Joodse gebruiken, zoals niet naar school kunnen op de sabbat, tot aan antisemitisme toe.[4] Jacques maakte de HBS niet af en ging naar de Handelsschool waar hij opbloeide en als een van de besten de eindstreep haalde.[5]
Rond diezelfde tijd werd de Eerste Wereldoorlog uitgevochten. Dit maakte een grote indruk op Jacques en die periode, samen met de Russische revolutie in 1917, won hem voor het marxisme.[6] Na enkele jaren gewerkt te hebben deed Jacques een cursus voor het Staatsexamen Gymnasium A en kon hij in 1920 Nederlands met als bijvak Geschiedenis gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam.[7] Presser slaagde, promoveerde, en werd leraar Nederlands aan het Vossius Gymnasium in Amsterdam.
Rond 1930 leidde een ontmoeting met de marxistisch historicus Jan Romein (1893 – 1962) tot een nevenfunctie aan het Instituut voor Historische Leergangen.[8] Jacques kwam ook qua werk in een links milieu terecht en ontwikkelde een grote belangstelling voor Duitsland. Tijdens een bezoek in 1932 merkte hij dat de politieke situatie daar veranderde. Een jaar later verhief Duitsland het nationaalsocialisme tot ‘staatsreligie’ en hij probeerde deze ontwikkeling als wetenschapper te relativeren.[9] Relativeren bleek niet meer mogelijk bij de capitulatie van Nederland en hij trachtte met zijn vrouw via IJmuiden naar Engeland te vluchten, wat niet lukte.

In november 1940 werd Presser vanwege één van de eerste anti-Joodse maatregelen ontslagen. In de zomer van 1941 kon hij aan de slag op het voor Joodse leerlingen opgerichte Joods Lyceum aan de Voormalige Stadstimmertuin. Hij ervoer aan den lijve waar hij later als historicus over zou schrijven. Hij zag hoe de klassen leger werden, werd twee keer bij een razzia opgepakt en vrij gelaten, en de Pressers kochten vervalste persoonsbewijzen.[10] Op 18 maart 1943 werd zijn vrouw Debora met haar valse persoonsbewijs gearresteerd, naar Westerbork gestuurd en op 23 maart ging ze op transport naar Sobibor waar ze werd vermoord. Jacques ging in de onderduik en overleefde de oorlog. Na de oorlog had hij binnen een jaar zijn baan aan het Vossius terug. In 1952 werd hij hoogleraar op de UvA.

Jacques Presser werd door zijn levenservaringen als historicus gevormd. De kennis over de contemporaine geschiedenis kwam niet alleen uit colleges, maar Jacques heeft de kennis doorleefd. Jacques kende het socialisme, het marxisme, het antisemitisme en de positie van de Joden gedurende de Holocaust uit zijn persoonlijke geschiedenis. Op een bijzondere wijze laat hij in zijn werk zijn persoonlijke betrokkenheid zien. Zo is op de omslag van een van zijn grootste werken ‘Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom (1940 – 1945)’ zijn eigen persoonsbewijs te zien, met de vetgedrukte J van Jood.[11]

Presser over de stichting van de Staat Israël: “Ze hadden er nooit aan moeten beginnen en zeker niet op diep plek, maar nu het er is moet het maar blijven.”
Han van der Horst, opinie Joop 15 juli 2017

Presser had zijn sporen als literator al verdiend. De roman ‘De Nacht der Girondijnen’ was in 1957 het boekenweekgeschenk. Het verhaal speelt zich in Westerbork af en de hoofdpersoon is geschiedenisleraar op het Joods Lyceum. Dit literaire werk claimt niet een objectieve geschiedschrijving te zijn, maar het autobiografische is evident. Presser laat zijn betrokkenheid niet in de weg staan van de beoogde objectiviteit van de historicus. In historisch werk streefde Presser objectiviteit na, wat hij onder andere liet zien door publicaties onder het pseudoniem van Herodotus, de Griekse filosoof en historicus die zijn werk controleerbaar wilde maken en een artistieke schrijfstijl hanteerde om het verhaal zo getrouw mogelijk weer te geven.[12] Dat pseudoniem was niet lukraak gekozen, wat ook te zien is aan de grondigheid waarmee Ondergang geschreven is.

Over de geschiedschrijving van de Holocaust is vaker geschreven. Daarbij wordt gesteld dat geschiedschrijvers moeite hebben om de Holocaust in woorden te vatten. Taalkundige George Steiner schreef hierover: ‘de wereld van Auschwitz ligt net zo buiten de taal als het buiten de rede ligt’.[13] Presser lukte het om de Holocaust in woorden te vatten. Niet alleen door de tijd die hij gebruikte voor het schrijven van Ondergang, ook door een door hem benoemde vorm van geschiedschrijving waar hij al gebruik van maakte, het egodocument[14]. Deze vorm brengt het grote verhaal terug naar het individu. Het grote verhaal over de veldslagen, de stoere mannen, de politici en de elite werd door Presser in Ondergang gelardeerd met individuele geschiedenissen van de slachtoffers. Door de bijzondere mix van de grote lijn met het persoonlijke verhaal maakte Presser van Ondergang een uniek document én een goed leesbaar boek. Die manier van geschiedschrijven schaart Presser mijns inziens onder de Marxistische traditie, waar wetenschappers als Bakhtin en Voloshinov de rol van de taal benadrukken.[15]

Terugkerend naar de beginvraag of Presser een begenadigd schrijver of een groot historicus was, is mijn antwoord dat hij een begenadigd historicus en groot schrijver was. De ene kwaliteit ging niet voor op de andere. Met zijn persoonlijke geschiedenis en zijn vermogen om voldoende afstand te nemen om het historische perspectief te zien, gecombineerd met grote literaire vaardigheid, zorgde Presser ervoor dat hij een onuitwisbare bijdrage heeft nagelaten aan de Nederlandse geschiedschrijving over de Holocaust. Hoe belangrijk dat voor hem was zegt de laatste zin van de omslag: ‘Zij hadden niemand anders in deze wereld dan de geschiedschrijver, die hun boodschap kon doorgeven’.[16]

Dit artikel is de voorlaatste versie van een essay voor het vak Wetenschapsfilosofie aan de UvA © Rob Snijders, mei 2017

Literatuur
Kramer, Lloyd and Sarah Maza (ed.), A companion to Western Historical Thought (Oxford 2002)

Kristel, Conny, Geschiedschrijving als opdracht. Abel Herzberg, Jacques Presser en Lou de Jong over de Jodenvervolging (Amsterdam 1998)
Leezenberg , Michiel en Gerard de Vries, Wetenschapsfilosofie voor Geesteswetenschappen (Amsterdam 2012)
Presser, Dr. J. De nacht der Girondijnen (Amsterdam, 1957)
Presser, Dr. J., Ondergang, De vervolging en verdeling van het Nederlandse jodendom (1940 – 1945) (Den Haag, 1965)

Artikel
Mout, M.E.H.N., ‘Presser, Jacob (1899-1970)’, in Biografisch Woordenboek van Nederland

Overig
Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Gerrit Presser (12-07-1874) 5422-1170-4600

noten
[1] Stadsarchief Amsterdam (SAA), persoonskaart Jacob Presser – 24-02-1899
[2] SAA, gezinskaart Gerrit Presser – 12-07-1874
[3] Conny Kristel, Geschiedschrijving als opdracht. Abel Herzberg, Jacques Presser en Lou de Jong over de Jodenvervolging (Amsterdam 1998) 48, 49
[4] Ibidem, 49
[5] Ibidem, 49
[6] M.E.H.N. Mout, ‘Presser, Jacob (1899-1970)’, in Biografisch Woordenboek van Nederland (geraadpleegd 5 mei 2017)
[7] Kristel, Geschiedschrijving als opdracht. (Amsterdam 1998) 50
[8] Ibidem, 51
[9] Ibidem, 52
[10] Ibidem, 56
[11] Dr. J. Presser, Ondergang, De vervolging en verdeling van het Nederlandse jodendom (1940 – 1945) (Den Haag, 1965), omslag
[12] Lloyd Kramer en Maza, Sarah (ed.), A companion to Western Historical Thought (Oxford 2002) 8
[13] Lloyd Kramer en Maza, Sarah (ed.), A companion to Western Historical Thought (Oxford 2002) 331 – 332
[14] Presser introduceerde de term ‘Egodocument’ in de jaren 50, http://www.egodocument.net/egodocumententot1814.html (geraadpleegd 6 mei 2017).
[15] Michiel Leezenberg en Vries, Gerard de, Wetenschapsfilosofie voor Geesteswetenschappen (Amsterdam 2012) 197 – 203
[16] Dr. J. Presser, Ondergang, De vervolging en verdeling van het Nederlandse jodendom (1940 – 1945) (Den Haag, 1965), achteromslag.

laatst bijgewerkt:
25 september 2019