Barlaeus gymnasium

Het Barlaeus is vernoemd naar Kaspar van Baerle. Hij was een predikant, dichter en schrijver en werd in Antwerpen geboren op 12 februari 1584 en overleed op 14 januari 1648 te Amsterdam. Hij latiniseerde zijn naam naar Casparus Barlaeus en in Amsterdam zijn het Barlaeus gymnasium en de Van Baerlestraat naar hem vernoemd. Van Baerle was lid van de Muiderkring en goede vriend van P.C. Hooft. Toen hun vriendschap bekoelde raakte Van Baerle in ernstige depressies. Hij is begraven in de Nieuwe Kerk op de Dam en zijn grafschrift luidt:
Hier sluimert Baerle neffens Hooft.
Geen zerk hunn’ glans noch vrientschap dooft.
 

Joods Barlaeus
Het Barlaeus was geen Joodse school, maar zo’n 60 Joodse leerlingen zijn na de oorlog niet teruggekomen op de school, de meesten waren vermoord. Dat is veel voor een school, zoveel zelfs dat er een boekje over werd uitgegeven.

Maatregelen

De eerste anti-Joodse maatregel die ook het Barlaeus trof, was het ambtenarenverbod van 1 november 1940. Dat betekende voor het Barlaeus het ontslag van vijf docenten, en ook de andere gymnasia werden getroffen. Met name de leerlingen van het Vossiusgymnasium, kleiner dan het Barlaeus maar toen werkend onder hetzelfde bestuur, protesteerden fel tegen het ontslag van hun Joodse docenten. Zelfs na dreigementen van de curatoren weigerden nog 37 leerlingen die school te betreden. Procentueel was het aantal Joodse leerlingen én Joodse docenten op het Vossius groter. Na dit gebeuren was het protest van de leerlingen nog niet voorbij. Er werd op het Barlaeus een handtekeningenactie gestart die door de toenmalige rector de kop werd ingedrukt, bang voor represailles van de bezetter.

Positie
Op het Barlaeus zaten in die periode 350 leerlingen, 80 ervan waren Joods. De meeste leerlingen kwamen uit welgestelde milieus, ook de Joodse kinderen. Er waren uitzonderingen, de vader van Eli Asser werkte op het Waterlooplein op de markt, de vader van Mirjam Ohringer was kleine zelfstandige. Deze ouders vonden dat, als hun kinderen intelligent genoeg waren, ze naar het gymnasium moesten. In die tijd was dat niet de standaard gedachte, veel ouders vonden dat men in de eigen sociale klasse moest blijven. De sociale klasse bepaalde de opleiding, niet de intelligentie van een leerling.
Bij de inval van de Duitsers lukte het een aantal van de Joodse leerlingen, met hun ouders, te ontkomen. Dat ging vaak per schip naar Engeland en daar was veel geld voor nodig.

Drie leerlingen van het Barlaeus zagen geen uitweg en pleegden zelfmoord vanwege de inval.
De sfeer op het Barlaeus was niet makkelijk. Wanneer er over Hitler gesproken werd en hij werd door de studenten een dégénéré genoemd, gingen leerlingen met nazisympathieën naar de rector en eisten maatregelen. Nog een voorbeeld van de vreemde sfeer op het Barlaeus: de Joodse Mirjam Schweitzer had verkering met Paul Scheers (1921). Paul ging, waarschijnlijk onder druk, de SS opleiding doen en hij was degene die ging klagen over de opmerkingen tegen Hitler. Mirjam maakte de verkering uit, Paul ging naar de SS opleiding in München.

Ook tijdens de Februaristaking wilde een deel van de leerlingen van het Barlaeus mee staken, maar dit werd door rector Van Paassen gestopt. Hij was vooral bang voor ingrijpen van de bezetter. Zijn reactie was meestal “Dat hij er niets aan kon doen”, een reactie die Joodse leerlingen later op het Joods Lyceum weer tegenkwamen wanneer er klasgenoten verdwenen waren.
Van Paassen wordt gezien als bangelijk en gezagsgetrouw. Hij volgde de orders om Joodse docenten en leerlingen te verwijderen maar tegelijkertijd heeft hij ook weten te voorkomen dat er in hun plaats “foute” docenten werden aangesteld en dat het gebouw door de Duitsers gevorderd werd.
 
Joods Lyceum
Vanuit de bezetter gedacht was de scheiding tussen de Joodse en niet-Joodse leerlingen een logische zaak. De onrust die er heerste op de scholen, zoals ook op het Barleaus, bleef bestaan zolang de leerlingen werden geconfronteerd met de anti-Joodse maatregelen die hun Joodse klasgenoten troffen. In augustus 1941 werden de meeste Joodse leerlingen op het Joods Lyceum geplaatst, aan de Voormalige Stadstimmertuin.
Alle scholen, de voortgezette en de lagere scholen, moesten in mei 1941 een opgave doen van de Joodse leerlingen. Seyss-Inquart gaf op 8 augustus 1941 het bevel dat de Joodse kinderen naar aparte scholen moesten en het moest worden uitgevoerd voor het begin van het nieuwe schooljaar, op 1 september 1941. Op het Barlaeus vertrokken op 1 september 1941 65 Joodse leerlingen. 47 leerlingen gingen naar het Joods Lyceum, 18 vermoedelijk naar de Joodse HBS.
Op de vergadering van 3 september 1941 van de Rectoren van het Barlaeus en Vossius werd er geen aandacht meer aan dit feit besteed, niet meer dan de melding dat de tijdelijke (Joodse) leraar Oude Talen ‘niet meer nodig’ was. Er is geen mededeling aan de andere leerlingen gedaan, ook in schoolkranten is niets terug te vinden over het vertrek van Joodse klasgenoten.
Een van de leerlingen die naar het Joods Lyceum ging was Trudi Lansberg (Amsterdam, 30 mei 1926 – Amsterdam, 21 februari 2018). Zij meldt dat in het eerste jaar dit lyceum een enorme concentratie van kwaliteit en talent was. Zij had nooit meer contact met haar klas op het Barlaeus, op één keer na.
Ook Lowien de Levie klaagt over de onverschilligheid van het Barlaeus. In 1985, bij een reünie tijdens het 100-jarig bestaan van het Barlaeus, werd er volgens haar “die dag anderhalve zin aan verdwenen Joodse kinderen gewijd. Het was een zware domper”.
De angst van de oorlog kan misschien de kilheid in die tijd verklaren, maar het is wel jammer dat 40 jaar erna die kilheid er nog steeds was.
 
Stantes pro patria ceciderunt flore iuventae non casura animo nomina stant patriae.
Barbaria adreptos doctores discipulosque
Juda progenitos fida tenet pietas.
 
(tekst op een plaquette in het Barlaeus).
 
 
 
bron:
wikipedia,

“niet voor de school, niet voor het leven”.

gepubliceerd:
20 april 2016

laatst bijgewerkt:
27 januari 2021