Cornelia Frida Katz

Frida Katz werd geboren te Amsterdam op 29 juli 1885 als dochter van de Joodse Samuel Katz (1845 – 1890), advocaat, en de christelijke Catharina Maria Anna Charlotte Henriëtte Geesink. Ze was de jongste en had twee oudere broers. Haar vader overleed al op 44 jarige leeftijd, Frida was nog maar 4,5 jaar oud. Toch was haar vader voor haar een inspiratie. Frida ging naar het Barleaus-gymnasium en met haar moeder naar de Waalse kerk. Ze was zeer godsdienstig en betrokken bij de zwakkeren in de samenleving.

Frida werd, net als haar vader, advocaat. Van 1903 tot 1909 studeerde ze rechten aan de Universiteit van Amsterdam en al tijdens de studie toonde ze belangstelling voor de rechten van de vrouw. In 1909 werd ze bestuurslid van de afdeling Amsterdam van de Bond voor het Vrouwenkiesrecht. In 1917 werd Frida, nadat ze gepromoveerd was, beëdigd tot advocaat en procureur te Amsterdam en had enige tijd haar eigen praktijk. Haar voorkeur ging uit naar kinder- en familierechtzaken en naar strafzaken. Ze kwam in 1922 in de Tweede Kamer voor het CHU. Ze streed daar voor de vrouwenrechten en vond tegelijkertijd dat de plaats van de vrouw binnen het gezin is. Zo bestreed ze het verplichte ontslag voor ambtenaressen wanneer ze trouwden. Ze stelde: ‘de regering hoeft niet in te grijpen in de autonomie van het gezin, maar kan gerust vertrouwen op het moederlijke en natuurlijke instinct dat de getrouwde vrouw wel de weg zal wijzen.’ Verder maakte ze zich ook ster voor de reclassering en de verbetering van de vrouwengevangenissen.
Het CHU was toen nog zeer traditioneel. Ze schrijft daarover: ‘Er kwamen wel dominees naar mij toe. Ze wezen mij op een bijbeltekst: een vrouw zwijgt in de vergadering. Kom dominee, u moet dat groot zien, zei ik dan. Men moet de grondslagen van de Bijbel toepassen naar gelang van de tijd waarin men leeft“.

Frida zat tussen 1921 en 1937 ook in de Amsterdamse gemeenteraad. In tal van maatschappelijke organisaties bekleedde zij functies. Frida werd Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Ze huwde op 10 november 1937 met Constantijn Willem Ferdinand baron Mackay. Hij was burgemeester (van Buren; 1904 – 1908 en van Ermelo; 1908 – 1938) en had uit een eerder huwelijk met jonkvrouw Petronella Adamina Hoeufft al vier dochters. Het huwelijk was de aanleiding door Frida om uit de gemeenteraad te stappen. Verder stapte ze aan het einde van haar zittingstermijn uit de Tweede Kamer. Ook na de oorlog keerde ze niet in de politiek terug. De gezondheid van haar echtgenoot werd minder en Frida besteedde haar tijd aan zijn verzorging.

Frida overleed in Aerdenhout op 30 maart 1963.

bron:
www.jodeninnederland.nl, lemma Katz, Cornelia Frida 1885 – 1963 (geraadpleegd 27 februari 2017)
resources.huygens.knaw.nl, lemma Katz, Cornelia Frieda (1885 – 1963) (geraadpleefd 27 februari 2017).

illustratie:
“MEJ. FRIDA KATZ — en haar verloofde,”. “Bredasche courant“. Breda, 23-09-1937. Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2017, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000067120:mpeg21:a0099

laatst bijgewerkt:
24 september 2019