Fie Carelsen (Sophia de Jong)

Stadsarchief Amsterdam Collectie Atelier J. Merkelbach. 1913. B00000002075

Sophia (Fie) de Jong werd op 5 april 1890 in Amsterdam geboren als dochter van Jacob de Jong en Cientje Cohen (Maastricht, – Theresienstadt, ), die als Cécile Carelsen furore maakte als actrice. Om deze carrière mogelijk te maken verliet ze haar man Jacob toen Fie drie jaar oud was. Later hertrouwde moeder met de acteur Henri Spoor.

Fie trad al vroeg op. Ze maakte haar toneeldebuut in het Theater Van Lier. Moeder reisde veel voor haar werk en Fie ging naar de lagere school in Antwerpen, Amsterdam en Den Haag. In 1905 ging ze naar de toneelschool in Amsterdam en in 1906 ging ze met haar moeder mee op tournee door Nederlands-Indië. Ze speelde daar enkele kleine rollen. Fie ontmoette in Indië Jean-Louis Pisuisse en werd verliefd op hem. Ze kreeg een aanstelling in het cabaret “De Kattebel” van Pisuisse.
In 1909 keerde ze terug naar Nederland en kreeg een contract bij Willem Royaards. Ze hield contact met Pisuisse en leerde van hem om naturel te spelen, wat iets was wat Royaards niet wilde. Het spreken wilde ze met haar eigen stemgeluid in plaats van het hoge, bijna hysterische, toontje wat in die dagen de norm was op het toneel.Haar streven naar naturel spel kreeg waardering toen ze het stuk Lou Lou van Bertolozzi speelde in 1913. In datzelfde jaar, in augustus, trouwde ze met Pisuisse. Ze kreeg een plek in het cabaret van Pisuisse en noemde zich vanaf dat moment Fie Carelsen.

In 1914 ging Pisuisse werken als oorlogscorrespondent, en Fie ging weer bij Royaardswerken. Ze speelde onder de directie van Royaards en Eduard Verkade in You Never Can Tell. Het stuk kreeg veel kritiek van de tegenstanders van toneelvernieuwer Verkade. Ook Pisuisse bekritiseerde het spel van zijn vrouw en Pisuisse en Carelsen groeiden steeds verder uit elkaar.
In 1920 begon Fie bij het hofstadtoneel, in 1925 – 1926 stond ze een seizoen bij het Odeon-gezelschap. In 1925 scheidde ze van Pisuisse. Dat ze nog steeds gevoelens voor hem had werd duidelijk toen Pisuisse in 1927 vermoord werd op het Rembrandtplein.
In 1935 ging Fie weer naar Indië, met het gezelschap van Cor Ruys. Toen ze terugkeerde naar Den Haag verbond ze zich aan het Residentie Toneel. Daar bleef ze tot 1947.

Oorlog
In de oorlog moesten moeder Cientje en Fie zich melden. Cientje redde Fie het leven door te beweren dat Fie de natuurlijke dochter was van de niet-Joodse Frits Bouwmeester. Er volgden vele onderzoeken naar de stamboom die vakkundig getraineerd werden, waardoor de deportatie van Cientje uitgesteld kon worden tot 1944. Ondertussen bleef Fie wel werken. Dat de bezetter een en nader niet vertrouwde blijkt uit het feit dat ze in die periode geen nieuwe stukken mocht toevoegen aan haar repertoire. Ze is na de oorlog verweten dat ze doorspeelde, wellicht maakte ze die keus om de bezetter zand in de ogen te strooien.
Na de oorlog trad ze op bij de Haagse Komedie en bleef daar tot haar afscheid, in 1958. In de laatste jaren van haar leven trad ze nog op, voornamelijk voor Hollandse clubs in het buitenland. Fie overleed in haar slaap op 21 juli 1975 en werd begraven naast haar ex-man, Jean-Louis Pisuisse op Oud Eik en Duinen in Den Haag.

 

bron:
joodsamsterdam.nl,
wikipedia,
historici.nl

gepubliceerd:
25 april 2016

laatst bijgewerkt:
29 februari 2024