Gerhard Badrian

Het Nieuw Israëlietisch Weekblad van 4 januari 1946 berichtte over Gerhard:

“GEBOREN ALS DUITSCHE JOOD

Rubensstraat 26. Op een grijze Decembermiddag staat een groote menigte voor dit huis. Om drie uur wordt vanaf de stoep een redevoering gehouden. Er wordt een eenvoudige plechtigheid een steenen plaat ingewijd, die in de muur van het huis Rubensstraat 26 ingemetseld is. Deze plaat is een monument voor Gerhard Badrian.
Geboren als Duitsche Jood, gesneuveld voor de vrijheid van Nederland …. zoo staat op dit monument te lezen. Het is ’t eerste monument in de wereld, waarop de woorden „een Duitsche Jood” vermeld worden. Er zijn menschen, die thans voor dit monument staan en de inhoud van de paar woorden niet begrijpen. Hier, Rubensstraat 26, sneuvelde een held, vechtende tegen de overheersching. Waarom wordt uitdrukkelijk vermeld, dat het een Duitsche Jood was? Zou deze Gerhard Badrian dat zoo gewenscht hebben?

Hij heeft het niet gewenscht. Hij zou heelemaal geen monument gewenscht hebben. Deze Gerhard Badrian was een eenvoudig man. Hij verliet Duitschland nadat Hitler aan het bewind gekomen was. Hij ging naar Brazilië. Maar — hij was een Europeaan. Hij keerde van Brazilië naar Europa terug. Hij kwam naar Nederland. In dit land was hij tijdens den oorlog 1914—’18 enkele maanden als pleegkind bij vriendelijke Joodsche menschen in Amsterdam geweest. Hij sprak sinds dien tijd behoorlijk Hollandsch. En hij was nog steeds bij deze menschen „kind in huis”.

In Holland was hij een emigrant als duizenden anderen. Hij vond een behoorlijk bestaan, hij liet zijn ouders uit Duitschland naar Nederland komen, hij woonde met hen en zijn zuster in Bussum. Hij had vele zorgen, zooals de meeste emigranten, maar hij werkte hard en hij kwam vooruit. 10 Mei 1940 was ook voor hem een keerpunt.
Gerhard Badrian werkte reeds illegaal toen er haast nog niemand aan dergelijk werk dacht. In 1941 begon hij met het vervalschen van persoonsbewijzen voor Joden. Hij was pessimist. Ik zag hem iedere week. Hij zei steeds: „Wij zijn er nog….”.
Hij was geen held zooals deze in kinderboeken beschreven zijn. Hij voerde geen harde taal. Hij had eerder een zacht karakter. Het was de tijd, die hem tot een held maakte.. In 1942, toen de ster ingevoerd werd, kwam hij in opstand. Deze ster droeg hij niet. Hij had Joodsche kennissen, die hem verwijten maakten. De Duitschers konden represailles nemen als zij daar achter kwamen. Badrian lachte. Als de Duitschers iets wilden doen, dan deden zij dat, met of zonder aanleiding, meende hij. Hij droeg de ster niet.
Hij wilde naar Zwitserland vluchten. Hij had een avontuurlijke weg via Berlijn uitgestippeld. Maar hij bleef toch in Nederland. In dien tijd waren zijn ouders, zijn zuster en zijn neefje nog in Bussurn. Zij werden later doorgestuurd. Ouders en zuster verdwenen in het toen nog onzekere. Zijn neefje werd door hem uit Westerbork ontvoerd.

In dezen tijd was hij reeds lid van een illegale groep. Van der Veen — de steen met den naam Gerhard Badrian staat vis a vis met het bord „Gerrit van der Veenstraat” — was zijn vriend. Hij werkte bij vele acties mee, zoo bij den overval op het Huis van Bewaring. De Duitschers kenden hem, zij probeerden hem te schaduwen. Maar hij was handig genoeg steeds weer te ontkomen. Er zijn vele verhalen verteld over het „Duitsche officiersuniform”, dat Badrian droeg. Zij bestond alleen uit een regenjas, die eenigszins op een Duitsche officiers jas leek.

Hij eindigde door verraad. Een vrouw was in het spel. Onder een voorwendsel lokte zij hem naar de Rubensstraat 26. Toen hij belde en de deur openging, stond hij tegenover eenige SS-officieren. Op dit oogenblik deed hij, wat hij zoo vaak beloofd had te doen, indien zij hem ooit zouden pakken. Hij schoot en het schot was raak. Het was de Sturmbannführer Heine dien hij doodde.

Even later was Gerhard Badrian niet meer in leven. Zijn lichaam werd over de straat gesleurd. Een graf heeft hij niet, hij werd te Westerveld verascht. Vrienden van Gerhard Badrian lieten thans de steen aan het huis Rubensstraat 26 inmetselen, den steen, waarop hij „een Duitsche Jood” genoemd wordt. Zij concludeerden: indien Badrian in leven gebleven was zou hij er om moeten vechten een “non-enemy”-verklaring te krijgen. Indien Badrian in leven gebleven was, zou hij nog steeds een buitenlander voor de Nederlandsche autoriteiten, en een Duitsche Jood voor sommige Nederlandsche Joden.

Dit zijn de redenen, waarom Gerhard Badrian op het monument, dat te zijner eer opgericht werd, een Duische Jood word genoemd. Zeker, niet alle Duitsche Joden zijn militante helden geweest net zoo min als alle Nederlandsche Joden. Maar zij werden vervolgd en uitgemoord samen met de Nederlandsche Joden, zij ondergingen hetzelfde noodlot en zij vochten, indien zij de mogelijkheid er toe hadden samen met de Nederlandsche illegale groepen.

Helaas is het niet overbodig hieraan te herinneren. Zij het ook juist bij de herdenking van den held Gerhard Badrian.”

Over het verraad:
Op 30 juni 1944 werd Gerhard Badrian op Rubensstraat 26 verraden. Een “vriendin”, Betje Wery, een beruchte verraadster, had Gerhard dit adres doorgegeven als een veilige onderduikplaats voor hem en zijn vrouw. Haar verraad deed zij onder druk of onder leiding van de beruchte Bernardus Andreas (Dries) Riphagen (Amsterdam, 7 september 1909 – Gilon, 13 mei 1973).
Gerhard Badrian schoot een SD’er van de trap, maar hij werd in het vuurgevecht op het trottoir neergeschoten, waar hij stierf. Wery kreeg voor dit verraad van de SD 1000 gulden.
Na de oorlog werd Gerhard herbegraven op de erebegraafplaats in Loenen en op Rubensstraat 26 is een plaquette voor Badrian geplaatst.

bron:
“GEBOREN ALS DUITSCHE JOOD”. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 04-01-1946. Geraadpleegd op Delpher op 15-07-2018, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010872178:mpeg21:a0007

illustratie:
“GEBOREN ALS DUITSCHE JOOD”. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 04-01-1946. Geraadpleegd op Delpher op 15-07-2018, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010872178:mpeg21:a0007

laatst bijgewerkt:
26 september 2019