Gerzon

In 1811, toen keizer Napoleon I besloten had dat iedereen een achternaam moest kiezen, liet Abraham Arons zich op de mairie van Nieuweschans inschrijven onder de familienaam Gerzon. Hij besloot tot die naam omdat het de naam was van de oudste zoon uit het geslacht Levi, Gershom.

Abraham Gerzon had vier zonen en drie dochters. Eén van zijn zonen, Juda Abraham Gerzon, leerde in Groningen de slagersdochter Sara Schaap kennen. Ze trouwden en kregen vijf zonen en drie dochters. Juda was vooral bezig met het bestuderen van de Joodse religie; de opvoeding van de kinderen kwam vooral op Sara neer. Juda stierf in 1878 op 55-jarige leeftijd.
Sara kwam uit een voornaam geslacht en ze wilde dat haar kinderen tot welstand en aanzien zouden komen. Ephraim Juda (Eduard) en Levi Lazarus (Lion) Gerzon waren twee van haar zonen en werden geboren in Groningen in, respectievelijk, 1861 en 1869.
In 1889 trokken de broers, inmiddels getrouwd, naar Amsterdam waar ze op 4 september 1889 op de Nieuwendijk onder de naam Eduard en Lion Gerzon een manufacturenwinkel begonnen. De zaak was vanaf het begin opgezet als een grootwinkelbedrijf. Dat was voor die tijd heel gewaagd. De opzet slaagde en de drukke winkelstraat werkte goed voor de winkel want al snel konden ze een filiaal openen op de Damstraat 11. Snel daarna kon Damstraat 9 bij dit pand getrokken worden.
In deze periode werkten de broers ook voor de Keulse firma Jonas & Sierstadt waarvoor ze vertegenwoordigers waren. Wanneer ze op reis waren, werden de winkels geleid door de zussen Emma en Sophie Gerzon. Deze zussen en broers maakten, mede door hun verschillende karakters en gebruik makend van elkaars kwaliteiten, in zeer korte tijd Gerzon tot een succes. In het eerste jaar werd al een winst van ƒ 2996,59 gehaald, voor die tijd een hoog bedrag.
Het bleef voorspoedig gaan en men kon in 1892 naar dé straat van Amsterdam, de Kalverstraat, waar de panden 72 en 74 op de hoek met de Sint Luciensteeg vrijkwamen. In 1895 werden deze panden aangekocht.

Gerzon Kalverstraat 1927

In deze tijd had Amsterdam 511.000 inwoners en er was economisch gezien plaats voor een onderneming als Gerzon. Bovendien breidde men in de Kalverstraat het assortiment uit en er werd nu ook confectie, lingerie, mantelpakjes en wat herenmode verkocht. De winkel op de Kalverstraat gaf een chique karakter aan deze winkelketen en men stootte de volksere winkels aan de Damstraat en de Nieuwendijk af. Al snel kon men chique zaken openen in Groningen (Vismarkt, 1896), Haarlem (1898), Rotterdam (Blaak, 1896; Vismarkt 1912), Arnhem, Utrecht en Leiden. Men opende tevens filialen in Oost-Indië.

In Amsterdam, aan het Singel, werd een imposant kantoorgebouw gebouwd. Via de link daar meer informatie over. De Eerste Wereldoorlog kwam het bedrijf goed door, maar in 1929 kwamen er tegenslagen. Ten eerste overleed op 8 maart Lion Gerzon en op 24 oktober kwam het op Wallstreet tot de beruchte beurskrach. De faillissementen zorgden voor een verminderde koopkracht en dat trof de middenstand – en Gerzon ook.

Toen overigens Eduard Gerzon verteld werd over de Krach zat hij in de Synagoge in verband met Grote Verzoendag. Zijn reactie is beroemd geworden: “Je kunt die gojim (niet-Joden) ook geen uur alleen laten”. Eind jaren dertig leefde alles weer wat op, maar toen de internationale spanningen in 1939 hoog opliepen werden de feestelijkheden voor het Gouden Jubileum van Gerzon opgeschort.
 

gerzonadTweede Wereldoorlog
Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog waren Arthur Marx, Jules Eduard en George Hecht de figuren aan de top van Gerzon. Ze waren Joods en in de eerste maanden van de bezetting leek het erop dat Joden met rust werden gelaten. Op 12 februari 1941 begonnen de problemen voor het bedrijf, nog geen maand nadat de registratie van Joden ten behoeve van de “Endlösung der Judenfrage” begonnen was. De ochtendpost bracht een brief waarin de komst van een Verwalter voor het bedrijf gemeld werd, een ariër die de Joodse zaak zou gaan leiden.

Een half uur later marcheerden Herr F. W. Schönherr, rijksduitsers Knut en Wolber en de NSB’er Th van Anrooy (die enkele jaren eerder bij Gerzon in Rotterdam ontslagen was) het gebouw aan de Spuistraat binnen. Schönherr had nu de leiding, Jules Eduard Gerzon en Arthur Marx moesten de volgende dag hun kantoor ontruimen en werden enkele maanden later ontslagen. George Hecht is dit bespaard gebleven, hij stierf plotseling op 10 januari 1941.
Na de Februaristaking werden alle Joodse werknemers een voor een ontslagen. Zo’n 300 Joodse werknemers hebben de oorlog niet overleefd.

gerzonad2Arthur Marx en zijn vrouw werden gearresteerd en kwamen via Barneveld en Westerbork in  het concentratiekamp Theresienstadt terecht. Julius Eduard Gerzon kreeg een telefonisch reddingsaanbod en wist Portugal te bereiken. Hij is daar onder ellendige omstandigheden in een ziekenhuis overleden op 14 december 1942. Zijn twintigjarige zoon Arthur Julius Gerzon overleed in dat jaar in een Duits concentratiekamp.
Met het bedrijf ging het niet goed. Allerlei constructies zorgden ervoor dat kapitaal onttrokken werd, na september 1944 werden goederen en machines stelselmatig naar Duitsland overgebracht. Het overgebleven personeel deed ook aan die diefstal mee. De filialen kwamen redelijk goed uit de oorlog, het filiaal in het hartje van Rotterdam was na het bombardement van 14 mei 1940 zelfs de enige overgebleven winkel in dat gebied.

Na de oorlog kwam de zaak onder de leiding van nakomelingen van de oprichters, maar de bloeitijd was voorbij. In 1964 vierde men het 75-jarig jubileum nog. In 1970 werd het bedrijf overgenomen en in 1973 ging de winkelketen failliet.

Het NH City Centre op de Spuistraat 288 – 292 is gevestigd in het voormalige hoofdkantoor van Gerzon. Van begin 1997 tot 2015 heette de bar van het hotel Gerzonis.

 

bron:
Jan A. W. Kessels, Het Huis Gerzon, geschiedenis van een modehuis 1894 – 1964 (Amsterdam 1964).

gepubliceerd:
1 mei 2016

laatst bijgewerkt:
7 april 2021