Goed Fout: naoorlogs wantrouwen, roddel en achterklap

door Wally de Lang

Na de bevrijding in mei 1945 moest iedere Nederlander zijn of haar houding zien te bepalen tegenover de buurman of buurvrouw: hoe hadden zij zich gedragen tijdens de bezetting? Waren zij daders, slachtoffers, meelopers, verzetslieden, NSB’ers? De oorlogsomstandigheden die ieder in meer of minder mate aan den lijve had meegemaakt bepaalde hoe men familie, vrienden, kennissen, collega’s, buurt- en stadsgenoten tegemoet trad en beoordeelde. Zelfs het vorstenhuis ontkwam niet aan een oordeel. Het vertrek van de Koninklijke familie en de regering had al vanaf 1940 zeer uiteenlopende gevoelens en reacties opgeroepen.

Nederland moest samen bouwen aan een nieuwe toekomst en dat kon alleen als ‘de rotte plekken die door de Duitsche bezetting aan het licht gekomen zijn eruit worden gesneden’, zo schreef een verslaggever op 9 juni 1945 in Veritas, een katholiek veertiendaags blad voor Maastricht.

Aan het eind van de oorlog werden politieke opsporingsinstanties opgetuigd en zuiveringscommissies in het leven geroepen, ook ontstonden PARI’s (Plaatselijke Adviesraden der Illegaliteit) en GOIW’s (gemeenschappen van oud-illegale werkers) die zich sterk maakten voor herstel van een maatschappij op zuivere grondslagen. Reeds op 3 mei 1945, het capitulatiedocument was nog niet eens ondertekend, voelde de Oost-Gelderlander zich genoodzaakt een oproep te publiceren:

‘Met het onderzoeken van allerlei kwesties is met spoed een aanvang gemaakt. De schuldigen zullen snel en afdoende worden bestraft is ons beloofd. Helaas zijn er onder ons die gedreven door duistere wraakgevoelens hun medeburgers betichtten zonder dat er sprake was van enige schuld. Oude veten zijn weer opgerakeld, kinderachtige burenruzies opgeblazen tot politieke kwesties. De roddelaars die de politieke recherche komen lastigvallen met allerlei beuzelpraatjes kunnen verwachten dat een eerlijke rechtspraak voor draaiers en op persoonlijke wraak beluste verkopers van kletspraatjes wel eens een tweesnijdend zwaard zou kunnen betekenen. Dat men werkelijk ernstige klachten soms niet durft in te dienen is totaal verkeerd en laakbaar. Het is in het belang van onze volksgemeenschap, dat misdadige en onbetrouwbare elementen hun verdiende straf zullen krijgen. Wie dus een ernstige klacht heeft of een werkelijk gegrond vermoeden, is in geweten verplicht dit kenbaar te maken aan de opsporingsdienst. Men mag er niet tevreden mee zijn onrecht aan buren en kennissen te vertellen. Zonder iedere medewerking komt de zozeer verlangde ‘zuivering’ nooit tot stand’.

Veritas van 21 juni 1945 beschreef een verslag over een bijeenkomst van ex-gevangenen ‘die in kampen en gevangenissen hebben gezucht als gevolg van illegale arbeid’. Onder illegale arbeid werd ‘verzetswerk’ verstaan. Velen waren tijdens hun anti-Duitse werkzaamheden opgepakt, naar kampen gestuurd en hadden daar een zware tijd gehad. De bedoeling van de bijeenkomst was meer invloed te krijgen op de centrale belangenbehartiging van oud-gevangenen en op de bestraffing en de vervolging van alle landverraders zonder ‘ongelimiteerde aanbrengerij’.

De onwetendheid over wat zich precies in de Duitse fabrieken en werkkampen, laat staan de concentratiekampen had afgespeeld, leidde soms tot achterdocht en grote ongevoeligheden ten aanzien van wat slachtoffers in ‘het oosten’ hadden meegemaakt. Sommige uit Duitsland teruggekeerde gevangenen, konden op een vijandige houding rekenen. Men was beducht voor collaborateurs onder de repatrianten en het was niet altijd eenvoudig het kaf van het koren te scheiden.

In het verslag van de vergadering in Veritas wordt een spreker aangehaald die in verontwaardigde woorden zijn afschuw uitsprak over het feit dat ‘enkele Buchenwalders door hun eigen stadgenoten beklad worden en in hun goede naam en eer worden aangetast.’ Het artikel in de krant eindigde met een stukje tekst dat betrekking had op Max Nebig en Gerrit Blom, de twee Joodse mannen die bij de razzia’s van 22 en 23 februari 1941 waren opgepakt en die de oorlog op miraculeuze wijze hadden overleefd. Zij kregen een malicieus verwijt voor de voeten geworpen. Beide heren werden ervan beschuldigd ‘knuppelaar’ te zijn geweest in Buchenwald. Een knuppelaar was een kampgevangene die, al dan niet opgejut door SS’ers, medegevangenen mishandelden en met grof geweld in elkaar sloegen.

Veritas, 21 juni 1945

Knuppelaars
Op het moment van verschijnen van dit bericht in Veritas was Max Nebig goed en wel elf dagen terug in Nederland. Hij had vanaf 28 februari 1941 tot aan de bevrijding van Buchenwald op 11 april 1945 in dat kamp gezeten. Van die vier jaar had hij er meer dan twee doorgebracht in het kampziekenhuis als gevolg van medische maag- en darmexperimenten die SS-artsen op hem uitvoerden. Vier weken na de bevrijding van het kamp was hij in het Veemgebouw – het repatriëringscentrum in Eindhoven waar teruggekeerde Nederlanders werd opgevangen – aangekomen, waarna hij een maand lang onderdak had gevonden aan de Pieter Breugelstraat in die stad. Onbekend is of hij bij vrienden of kennissen verbleef, maar vermoedelijk is hij daar enigszins op krachten gekomen waardoor hij op 10 juni naar Amsterdam kon doorreizen.

Misschien zag Max er na die maand relatief gezond uit, maar de medische gevolgen van SS-behandelingen en de jarenlange ondervoeding speelden hem wel degelijk parten. Vanaf begin 1946 heeft hij maandenlang in sanatorium Hoog-Laren moeten revalideren. De beschuldigingen aan het adres van Max dat hij een ‘knuppelaar’ zou zijn geweest, zijn gemene insinuaties en nergens op gebaseerd. Het zijn achterbakse verdachtmakingen en de vraag is wie de beschuldigingen heeft geuit. Over de kille manier waarop veel Joodse overlevenden van de concentratiekampen na terugkeer in Nederland tegemoet werden getreden is inmiddels veel geschreven. Onderhuids én expliciet antisemitisme bleek in Nederland nog steeds te bestaan, al zou men van ex-verzetslieden dergelijke ongefundeerde kwaadsprekerij niet verwachten.

De aantijging dat Gerrit Blom een collaborateur zou zijn die medegevangenen zou hebben neergeknuppeld miste ook elke grond. Gerrit was een verzetsman van het eerste uur. Al voor de oorlog was hij een aanhanger van het communistische gedachtengoed en direct na de Duitse inval organiseerde hij illegale activiteiten. Zijn anti-Duitse gezindheid en betrokkenheid bij stakingen waren voor de bezetter zelfs reden geweest om hem na zeven weken Buchenwald uit het kamp terug te halen en te laten getuigen in het proces tegen de organisatoren van de Februaristaking. Tegen de 22 beklaagden werden geen doodvonnissen uitgesproken zoals eerder wel het geval was geweest voor vergelijkbare daden, maar veroordelingen van twee tot twaalf jaar, straffen die in Duitse gevangenissen moesten worden uitgezeten. Gerrit zat vanaf 17 oktober 1941 tot aan het eind van de oorlog in zes verschillende Duitse gevangenissen.

Mogelijk was het de politieke overtuiging van Gerrit die kwaad bloed zette bij degene die hem beschuldigde van knuppelarij. Dat niet iedereen te spreken was over de rol die communisten in de kampen hadden gespeeld blijkt uit het verslag van journalist Ton Elias die zelf 2½ jaar in Buchenwald gevangen zat. Op 6 juni 1945, een maand na de bevrijding, schreef hij in het Provinciaal Noordbrabantsch Dagblad over de ‘vriendjespolitiek en geestesterreur van de Rooden’ in het kamp:

‘De geestelijke moeilijkheden in kamp Buchenwald bestonden hierin, dat men niet alleen onder druk stond van boven – het SS-apparaat – erger nog, onder druk van opzij, van medegevangenen. Met alle respect voor de weerstandsorganisatie, die de communistische Lagerleiding, onder de oogen der SS had opgebouwd, moet toch worden opgemerkt, dat de manier, waarop het kamp door de ‘kompels’ bestuurd werd, vaak veel weg had van een soort schrikbewind. (…). Er was sprake van Roode terreur: Communisten binnen het kamp die voor zichzelf de beste baantjes regelden, uitingen van godsdienst verboden, bijbels en rozenkransen afpakten. Het was een politieke groep die van alle kanten op je loerde. Zij hielden zich bezig met jou vóórdat je het wist. Het kamp was een gewone maatschappij in het klein. Met al z’n gemenigheden. Ook hier waren baantjes te vergeven, maar wie zich bijvoorbeeld in een onbewaakt ogenblik ongunstig uitliet over de Sovjet-Unie of kritiek uitoefende op de vriendjespolitiek van de communistische Lagerleiding: hij kon vechten wat hij wilde, zijn strijd was verloren. Hij werd weggeduwd in een slecht ‘Kommando’ en ging na korten tijd op een nog slechter transport….’

Op 24 april 1945 werd Ulm, de stad en de gevangenis waarin Gerrit Blom op het laatst gedetineerd was, door het Amerikaanse leger bevrijd. Volgens het Rode Kruis keerde hij reeds op 30 april naar Nederland terug. Hoe en met wie hij Nederland wist te bereiken is onduidelijk, alsook hoe het met zijn fysieke conditie gesteld was en waar hij zich ophield tot aan de werkelijke bevrijding van heel Nederland op 5 mei 1940. Dat hij er volgens sommige roddelaars ‘welvarend’ uitzag, zoals in Veritas wordt beweerd, klopt ook in dit geval niet en zal op andere emoties gebaseerd zijn. Van jarenlang leven op droog brood en waterige aardappelsoep wordt immers niemand vet. Gerrit had van 28 februari tot 17 april 1941 als politieke gevangene in Buchenwald gezeten en werd net als de andere 389 opgepakte Joodse mannen onder een wreed regime tewerkgesteld. Een ‘bevoorrechte’ positie als knuppelaar voor die zeven weken was uitgesloten zoals dat ook gold voor de overige oorlogsjaren die hij in Duitse gevangenissen doorbracht.

Het na-oorlogse elkaar de-maat-nemen, het wantrouwen en aftasten of iemand zich goed dan wel fout had gedragen, bleef niemand bespaard. Max Nebig en Gerrit Blom hebben zich na de oorlog nooit voor een zuiveringscommissie of politieke opsporingsinstantie behoeven te verantwoorden en het is te hopen dat de beschuldiging van ‘knuppelaar’ Max en Gerrit nooit ter ore gekomen zijn. Grotere smaad en laster was voor deze mannen die op het moment van de roddel en achterklap net zes weken de gruwelijkheden uit de kampen achter zich hadden gelaten, nauwelijks denkbaar.

 

Bron:
Wally de Lang, Goed Fout, Naoorlogs wantrouwen, roddel en achterklap (mei 2021) met vriendelijke toestemming d.d. 7 mei 2021

illustraties:
geannoteerd onder de afbeeldingen, met dank aan Wally de Lang

gepubliceerd:
8 mei 2021

Documenten