het gezin Parfumeur

De oproep in het Nieuw Israëlietisch Weekblad is een noodkreet, zoals er zoveel verschenen in de periode van net na de oorlog. De onbekendheid van hoe het was gegaan met vrienden en familie was ondragelijk, de dagelijkse gang naar de lijsten van wie er gemeld was eveneens en ook advertenties verschenen, zoals deze advertentie. Wat is er terug te vinden over dit gezin?

Het gezin Parfumeur woonde op de Zuider Amstellaan 203-3 en volgens archiefkaart van het bevolkingsregister weren ze op 22 maart 1943 nog ingeschreven op de Christiaan de Wetstraat 4-1. Het gezin bestond uit koopman in stoffen artikelen Frits (Harlingen, 25 september 1874 – Auschwitz, ), zijn vrouw Elizabeth van Collem (Amsterdam, 14 juli 1882 – Auschwitz, ) en hun drie kinderen, Elias Friedman (Eddy, Amsterdam, – Auschwitz, ), Cato Rosetta (1920 – 2009) en Henri (Hans, Amsterdam, – Auschwitz, ). Inderdaad hebben ze geprobeerd te vluchten, waarschijnlijk naar Zwitserland of Spanje en zoals zo velen werden ze opgepakt en kwamen terecht in het doorvoerkamp Drancy in Frankrijk.  Vanuit Drancy gingen ze op 23 juni 1943 op transport naar Auschwitz. Ze hadden daar geen schijn van kans en werden direct na aankomst vergast. De aanname in de advertentie dat Eddy in 1944 nog in leven was moet op een misverstand berusten.

Cato Rosetta overleefde de oorlog en was al eerder, in de herfst van 1942, gevlucht naar Spanje. Ze deed dat samen met haar verloofde Albert (Adolf, Dolf) Ringel (Mainz, 1910) met wie ze sinds 1940 contact had. Hij was de zoon van Meilach en Taube Ringel die vanuit Duitsland in 1936 naar Amsterdam kwamen op het moment dat de Spaanse Burgeroorlog uitbrak. Al in 1940 vertrok Albert het huis van zijn ouders en ging met vriend Max Schlezinger in onderduik bij Rudolf Veitz. Max en Albert probeerden naar Zwitserland te ontkomen maar werden aangehouden en keerden gedwongen naar Amsterdam terug. Inmiddels was de tijd van de razzia’s aangebroken en toen Albert zijn oproep kreeg ging hij in onderduik bij een andere vriend, Alexander Wellensiek. Cato en haar familie ging in onderduik bij Rudolf Veitz.

Cato en Albert waren bang dat ze konden worden opgepakt en besloten om naar Spanje te vluchten. Dat lukte, hoewel ze in Spanje gearresteerd werden en in de gevangenis in Figueres terecht kwamen. Albert kwam in het Miranda de Ebro kamp terecht, Cato in Caldas de Mallavella. Vanuit dat kamp schreef Cato brieven aan de Nederlandse ambassadeur en ze kregen hulp. De ambassadeur zorgde ervoor dat ze werden vrijgelaten. In oktober 1943 trouwden Cato en Albert. Vanuit Spanje gingen ze in 1944 naar Groot-Brittannië, en werkte daar op het Ministerie van Buitenlandse Zaken tot aan het einde van de oorlog. Na de oorlog keerden ze terug naar Nederland en emigreerden in 1949 naar de Verenigde Staten.  Cato werd Todje of To genoemd, en zij is het dus die de advertentie plaatste. Ze woonde op de Nierstraat 45-2 

 

bron:
Archief Arolsen Rodekruis archief via https://collections.arolsen-archives.org/en/archive/12787916/?p=1&s=frits%20parfumeur&doc_id=12787916
“Advertentie”. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 1945/07/27 00:00:00, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010858261:mpeg21:p004
Stadsarchief Amsterdam, archiefkaart Frits Parfumeur Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 621
Katja Happe (red), Die Verfolgung und ermordung der europaïsche Juden durch das nationalsocialistischen Deutschland 1933 – 1945, Band 12, West- und Nordeuropa Juni 1942 – 1945 (Oldenburg 2015) 336.
Dolf and Cato Ringel papers via https://collections.ushmm.org/findingaids/1993.123.10_01_fnd_en.pdf

illustratie:
“Advertentie”. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 1945/07/27 00:00:00, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010858261:mpeg21:p004

laatst bijgewerkt:
7 maart 2020.