Eli de Vries was directeur van de Hollandsche Papier Industrie E. de Vries & Co. NV te Amsterdam. Het bedrijf werd opgericht in 1915 met de financiële hulp van vader Benjamin de Vries en was gevestigd op de De Ruyterkade nabij het Centraal Station. Een paar jaar later verhuisde het bedrijf naar een geschikter pand op de Prinsengracht 472 – 476.
In 1922 werd de firma omgezet in een NV. Tot de crisis van de dertiger jaren ging het het bedrijf voor de wind en kwamen er filialen in Rotterdam en Brussel. De crisis werd overwonnen door hard werken en doorzettingsvermogen.
De HPI werd ver na de oorlog overgenomen door Koninklijke Papierfabrieken Van Gelder en Zonen. Het pand op de Prinsengracht werd op 1 mei 1968 voor ƒ 1.000.000 verkocht aan BV Exploitatiemaatschappij Gersteland.
David de Vries
David (geboren 3 augustus 1894) was drie jaar jonger dan zijn broer en ging eveneens naar de Talmoed Torahschool. Daarnaast bekwaamde hij zich in kalligrafie, had interesse voor de Nederlandse geschiedenis en literatuur, werd lid van de Odd Fellows (Amstelloge) en van de Nederlandse Zionisten Bond. Ook was David lid van de Joodse roeivereniging Poseidon, en ontmoette daar Helena van Dam. Helena en David trouwden op 21 juni 1921 en in 1923 werd de tweeling Maurits en Benjamin geboren.
David ging al snel na het oprichten van de HPI met zijn broer samenwerken. Hij werd er manager van het bedrijf.
Bij het verhuizen van het bedrijf naar de Prinsengracht ging David met zijn gezin boven de zaak wonen. Ze woonden daar een aantal jaren, tot het gezin in 1929 vertrok naar de Den Texstraat 30a, waar ze tot 1956 bleef wonen.
Den Texstraat
De Den Texstraat was een bijzondere straat. Een bijzonder groot percentage van de bewoners was van Joodse afkomst. In de straat was dit, zoals voor de hele stad gold, nauwelijks van belang, tot de bezetting. Toen de bezetting begon, zat de Joodse bevolking in de val. David en zijn gezin voelden dit ook en probeerden op de dag voor de invasie te ontsnappen naar Engeland. Door de blokkade van de haven van IJmuiden lukte dit niet.
Helena van Dam
Nadat het dragen van de Jodenster in de oorlog verplicht werd voelde Helena aan dat dit de opmaat was naar iets veel ergers. Ze wilde hieraan ontkomen en keek naar mogelijkheden. Ze vroeg een kennis of hij wilde verklaren dat ze familie was en daardoor niet-Joods maar deze kennis durfde dit uiteindelijk niet. Maar dit idee lukte wel bij een andere vriendin van de familie, Jo Jansen – Geuzebroek, die er zelfs op aandrong. Haar moeder, Klaasje Geuzebroek, wilde wel verklaren dat Helena haar onechte kind was, die ze voor de opvoeding had afgestaan aan grootouders Van Dam. Dat zou betekenen dat Helena arisch zou zijn, David zou daardoor gemengd gehuwd zijn en deportatie zou aan het gezin voorbij gaan.
De verklaring van Klaasje was niet voldoende. Een pseudowetenschappelijk rapport werd gemaakt door een professor en een doctor én Helena moest een vernederend onderzoek ondergaan in Den Haag. De ariërverklaring van Helena kwam niet meteen maar was wel nodig, want de bewoners van de Den Texstraat werden langzaam maar zeker opgehaald.
Op 29 april 1943 viel de Nederlandse politie het huis binnen. Behalve het gezin waren Moritz en Jette van Dam-Hoofiën, de grootouders, ook op de Den Texstraat 30a, aangezien Jette herstellend was van een ziekte.
Ze zaten in een ruimte die als onderduikkamer dienst kon doen in de kelder. Op dezelfde dag kreeg het gezin De Vries visite van een zuster van oma, Paarltje (die Lie of Talie werd genoemd) en de zuster van moeder Wilhelmina (die Mies genoemd werd en de lievelingstante van Ben en Maurits was). Oma Jette en echtgenoot Moritz van Dam werden niet opgemerkt, maar Mies en Lie werden met het gezin De Vries in een overvalwagen naar het hoofdkantoor van de SD gebracht. Daar werd het viertal ondervraagd en ondanks het verhaal over de onderweg-zijnde ariërverklaring luidde het besluit van de SD dat het gezin naar het oosten moest, op deportatie. Vreemd genoeg stond het gezin een paar ogenblikken later op straat, het waarom en hoe daarvan blijft een mysterie. Mies en Lie vonden kort hierna de dood in Sobibor.
Moritz en Jette hadden ondertussen besloten om weg te gaan om het gezin niet onnodig in gevaar te brengen en waren, ondanks hun hoge leeftijd (oma 79 en opa 84), naar hun huis op het ‘s-Gravenzandeplein 11-1 gelopen. Ze wisten wat met Bloeme gebeurd was (noot 1).
Ze voorkwamen eenzelfde lot door een overdosis slaappillen te nemen toen de NSB-politie hen kwam arresteren en werden de volgende dag dood in hun bed gevonden, hand in hand. Jette en Moritz werden op 5 april 1943 in Muiderberg begraven. Slechts een klein aantal personen was bij de lewaaje (begrafenis) aangezien Joden in de oorlog een special permit moesten hebben om een lewaaje bij te wonen (illustratie onder).
De ariërverklaring van Helena arriveerde op 16 juli 1943. Daarmee was de situatie echter niet veilig. Het gezin werd in de gaten gehouden door de SD en aangezien David een werkverbod had om bij de HPI te werken (er was een Verwalter aangesteld door de nazi’s waarbij David naar huis werd gestuurd met één maandsalaris) kon hij te werk gesteld worden in Duitsland. Door zijn vele en goede contacten in de drukkerswereld kon hij werk vinden bij Rijnja op de Reguliersgracht, een bedrijf voor fotokopieën en drukwerk. Daarmee verkeerde het gezin in een relatieve veiligheid en gelijktijdig bleef de angst om het lot van alle gedeporteerde familieleden het dagelijks leven beheersen. Deze angst bleek terecht…
Het gezin overleefde de oorlog, maar het grootste deel van de familie niet. Van de grote familie overleefden alleen David en zijn gezin, zijn broer Eli met zijn tweede vrouw die in de Verenigde Staten waren tijdens de oorlog en hun drie dochters die met succes ondergedoken waren. De rest van de familie, moeder Bloeme en vijf broers en zussen en twee halfzussen, werden in de kampen vermoord.
Na de oorlog en de HPI
Behalve het grote gemis van alle familie was het antisemitisme na de oorlog merkbaar. Heel wat Nederlanders, bijna 500.000, hadden gecollaboreerd in de oorlog. Zelfs nu waren er nog genoeg die niets met Joden te maken wilden hebben.
Snel na het einde van de oorlog pakte David het werk weer op bij de HPI. De moeilijkheden voor het bedrijf van de dertiger jaren waren er niet meer en het ging goed. David werd mede-eigenaar. Hij bleef bij HPI werken tot 1964, toen ging hij met pensioen en kreeg een groot feest in het Americain Hotel. In die tijd woonden hun zonen, Maurits en Benjamin, al in Israël. In 1970 overleed Helena en David maakte in 1972 Aliyah (emigreren naar Israël). Hij woonde daar jaren bij zijn zoon Benjamin en ging later in Beth Juliana wonen in Herzliya. David overleed op 28 juli 1985.
noot 1:
Bloeme de Vries – Speijer werd 80 jaar. Ze kreeg een hersenbloeding en werd op een brancard uit haar huis op Amstelkade 10 gehaald, samen met haar dochter Lena Voet – Gokkes, haar man Andries Voet en hun dochter Nanny (Nanette) Voet. Niemand van dit gezin kwam terug uit de vernietigingskampen.
www.iisg.nl,
david’s diary door B W de Vries,
joodsmonument.nl,
google streetview,
met dank aan Ben en An de Vries
vergunning collectie Ben en An de Vries
foto © joodsamsterdam.nl
27 mei 2020