Joseph Delaville

Joseph Delaville werd op 1 september 1850 in Amsterdam geboren en speelde een grote rol in Joods Amsterdam. Joseph was gehuwd met Veronica van Amerongen (Amsterdam, – Amsterdam, ). Hij overleed op 3 februari 1933 en na zijn overlijden verscheen in het Nieuw Israëlietisch Weekblad van 10 februari 1933 een in memoriam.

‘Het Amsterdamse Jodendom heeft zondag j.l. een zijner beste vertegenwoordigers voorgoed uitgeleide gedaan. De heer J. A. Delaville is vrijdagavond j.l. na een ziekbed van enige maanden de eeuwige rust ingegaan en werd Zondag ter aarde besteld. Een talrijke, vele honderden tellende schare heeft de baar, die door leden van het doodgraverscollege werd gedragen, naar het Meijerplein gevolgd en zeer velen hebben het zich tot plicht gerekend, getuige te zijn van de bijzetting te Muiderberg.

Was het wonder, dat zo talloos velen zich hebben opgemaakt om dezen man, die zoo eenvoudig heeft geleefd en aan het leven zoo weinig eisen stelde, de laatste eer te bewijzen? Geenszins. Het was de cijns van hulde aan den man, die nooit of nimmer is te kort geschoten in het bewijzen van eer aan zijn medemensen en met pijnlijke, angstvallige nauwgezetheid er steeds naar streefde, iedereen de eer te geven, die hem, naar zijn mening, toekwam. Voor hem was het woord van den Wijze: De eer van uw naaste zij u evenveel waard als uw eigen eer, te weinig, want hij gaf anderen meer eer, dan hij in zijn bescheidenheid voor zichzelf verlangde. In wijlen J. A. Delaville is een stuk geschiedenis van Joods Amsterdam heengegaan. Hij heeft de gouden tijd van godsvrucht in het Amsterdamse Jodendom, voorgegaan door een reeks eerbiedwaardige leraren, meegemaakt en de geloofstrouw, de onwrikbare eerbied voor de voorschriften van onzen godsdienst, die het vorige geslacht kenmerkte, tot richtsnoer van zijn eigen leven gemaakt. Zijn leven was plichtsvervulling; plichtsvervulling waarbij hij zijn rust, zijn gezondheid niet ontzag.

Iedere taak die hij op zich had genomen, scheen hem een Goddelijke zending, die hij tot in de fijnste onderdelen moest uitvoeren. Vandaar dat hij een geliefd en gewaardeerd leraar, een huisvriend was in talrijke oud-Amsterdamsche gezinnen en families, die hem om zijn goedheid, om zijn ongehuichelde, vanzelfsprekende vroomheid, om zijn nooit falende trouw hoogachtten en vereerden. Wijlen de heer Delaville heeft de gemeente gediend als sjammosj (koster – red.) ter Lange Houtstraat-Synagoge, waar hij ook dikwijls als chazzan (voorzanger – red.) en kourei (voorlezer – red.) in den dienst is voorgegaan. Vele jaren heeft hij gefungeerd als, zoals vroeger de titel luidde, directeur der lijkstaatsiën. Langen tijd was hij voorganger in den dienst bij het thans opgeheven instituut Sjoumeir labbouker, om bij het krieken van den dag de bij dezen dienst gebruikelijke smeekgebeden te reciteren. In al deze functies heeft hij zich onderscheiden door een zeldzaam voorkomende accuratesse, door een voorbeeldige nauwkeurigheid. De Opperrabbijn verleende hem bij zijn 70ste verjaardag den Choweir-titel.

Bij de teraardebestelling werd van verschillende zijden warme hulde gebracht aan den deugdzamen levenswandel van den ontslapene. De eerw. heer S. Hammelburg nam, voordat de lijkstoet zich in beweging zette, als leeraar van Tif. Bach. afscheid van het verdienstelijk medelid, dat door zovele grote Joodse deugden had uitgeblonken. Te Muiderberg heeft de weleerwaarde heer S. Sohlberg, leraar van „Gemmiloes Gassodiem”, in een schone rede afscheid genomen van den veeljarige vriend, van wien hij steeds zoveel vriendschap en toegenegenheid had ondervonden. Hij schetste den ontslapene als een uitnemend Jood, die onder alle omstandigheden zijn plicht tegenover God en de mensen heeft vervuld.

Vervolgens getuigde de heer L. D. Staal aan de hand van het psalmwoord Nafsjie lasjijm misjoumcriem labbouker van zijn eerbied voor den ontslapene, die zich met zijn geheele persoonlijkheid aan de verschillende plichten, welke hij op zich genomen had, wijdde. Als vriend en leraar in vele families, als kerkelijk ambtenaar in de Synagoge, als directeur bij de begrafenissen, overal was hij in de uitoefening van zijn werk voorbeeldig. Ofschoon ook hij in zijn leven wel eens teleurstellingen heeft ondervonden, hij heeft het geluk gesmaakt, dat zijn deugden en denkbeelden in zijn kinderen en aanverwanten voortleven en hij de algemene achting heeft genoten. Als zoon van een beroemd vader wist hij zich toch ook zelfstandig een eervolle naam te verwerven.

De eerwaarde heer S. Poons tekende hem als den man, die in zijn werk zijn ganse ziel legde. Onverdroten en onophoudelijk was hij werkzaam voor zijn gezin, zonder zich rust te gunnen. Deze Jozef mocht Jouseif ha-tsaddiek worden genoemd. Aan het graf nam de zoon van den ontslapene, de heer A. Delaville, met enige woorden een treffend afscheid van den vader, die zoveel voor zijn gezin is geweest.

De heer J. A. Delaville z.g. zal in de herinnering blijven voortleven van allen die hem hebben gekend. Hij ruste in vrede!’

 

bron:
J.A. DELAVILLE. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 10-02-1933, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 16-01-2022, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010874816:mpeg21:p005
Stadsarchief Amsterdam, J. Delaville, Gezinskaarten, archiefnummer 5422, inventarisnummer 307
www.joodsmonument.nl, lemma Veronica Dellaville – van Amerongen (geraadpleegd 16 januari 2022).

gepubliceerd:
16 januari 2022

laatst bijgewerkt:
16 januari 2022