Ro Mogendorff

ro-mogendorffOp 21 juni 1907 worden op de Oosterparkstraat 83 de tweeling Rosa Catharina (Ro) en Isodora (Do) Frederica Mogendorff geboren als dochters van Aline Flesseman (Rotterdam, 28 juli 1873 – Bloemendaal, 6 mei 1952) en de arts Emanuel Mogendorff (Nijmegen, 14 juli 1874 – Haarlem, 29 november 1943). Naast Ro en Do krijgt het gezin op 6 februari 1919 nog een zusje, Elize Marianna (Liesje).

Het gezin
Het gezin van Emanuel Mogendorff is een gezin in goede doen. Voor 1938 woonde het gezin in Brussel en op verschillende adressen in Amsterdam. In 1938 gaan Emanuel en Aline op de Bachstraat 17hs wonen, op 2 januari 1940 op de Van Breestraat 80hs en op 3 juni 1940 op de Willemsparkweg 180hs. Op 18 jan 1943 wordt het adres de Muiderschans (Sarphatistraat) 58hs

Gezondheid
Met de gezondheid van Ro was het haar hele leven maar matig gesteld. Ze was zeer klein van stuk, had veel lichamelijke problemen en lag bijna elk jaar in het ziekenhuis. Deze zwakke gesteldheid beïnvloedde haar carrière.

Schilderkunst
Ro is zeker geïnspireerd geraakt door haar buurman, de kunstschilder Willem Witsen. Zij bezocht zijn atelier regelmatig, vooral in de periode dat de door haar gewenste studie voor violiste door haar vader verboden werd (hij vindt dat vak voor de zwakke Ro te zwaar). Muziek was een passie voor Ro, ze speelde piano en viool, en bleef dat doen.
Ze begint een tekenopleiding op veertienjarige leeftijd aan de Dagtekenschool op de Daniël Metsustraat. Ze wordt een leerling van Jan Urie en krijgt ook les van Martin Monnickendam. Naast de schilder Witsen ontmoet ze ook de schilder Breitner.
Wanneer ze 17 jaar oud is gaat ze naar de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. Een jaar later gaat ze op de Vijzelstraat wonen. In 1926, ze is dan 19 jaar oud, ontvangt Ro de Cohen Gosschalkprijs voor een schilderij van een naakt. In 1930 gaat ze eerst werken en wonen bij haar vriend Paul Citroen, beeldend kunstenaar en fotograaf, en gaat later in dat jaar werken in haar atelier op de Utrechtsedwarsstraat, samen met Polly Zwaal. Rond 1934 verblijft ze een poos in Frankrijk en in 1938 woont Ro op de Plantage Parklaan 2.

Oorlog
Ro gaat in 1942 in de onderduik op de Noorderstraat 58, wat tot 1947 haar adres zal blijven. Ze heeft dan een persoonsbewijs onder de naam Rein van Zanten.
Vader Emanuel en moeder Aline duiken onder bij Jette van Leesten in Haarlem. Vader overleed in 1943 in de onderduik. Ro trekt dan bij moeder in, die dementerend is. Wanneer moeder gaat rondzwerven door Haarlem wordt de situatie daar te gevaarlijk en duiken Aline en Ro onder op de Sarphatistraat in Amsterdam.

Verzet
Eerder in 1943 was de zus van Ro, Liesje, gewelddadig om het leven gekomen. In het politierapport blijkt dat in eerste instantie gedacht werd dat Johanna Mellink om het leven was gekomen, maar die informatie bleek gebaseerd op het persoonsbewijs dat van Johanna ontvreemd was en in bezit was gekomen van Liesje.
Liesje kwam om op de Keizersgracht 722-2. Ernst Carl Frederik ten Haaf, leraar natuurkunde (Nieuwer Amstel, 3 juli 1889) had Liesje door het hoofd geschoten en daarna zelfmoord gepleegd. Ernst en Liesje waren lid van het verzet. Ernst werd begraven op Ereveld Loenen. Een bijzonderheid is dat het politierapport meldt dat dit beslist niet voor de pers bedoeld is, daden van verzet moesten in de oorlog zoveel mogelijk ongenoemd blijven. Liesje woonde in die tijd op de Plantage Parklaan 2, waar eerder haar zus in onderduik was.

Na de oorlog
Van het gezin van Emanuel Mogendorff overleven Aline, Ro en Do de oorlog.

De oorlog heeft zijn sporen achter gelaten in het gezin. Vader is overleden, Liesje zat in het verzet en zag alleen de dood nog als uitweg en moeder begint in 1943 al te dementeren, een ziekte waaraan ze in 1952 kwam te overlijden.

Na de oorlog werd Ro lid van de Nederlandse Kring van Tekenaars. Ze heeft nog steeds last van haar zwakke gezondheid, maar met een grote volharding blijft ze werken. In 1957 ontvangt ze als eerste de ‘Prix de la Critique’. Ter gelegenheid van deze prijs worden vijftig van haar tekeningen bij kunsthandel M L de Boer in Amsterdam tentoongesteld en er volgen exposities in Eindhoven en Tilburg. Ze maakte twee reizen naar Israël, daar maakt ze veel nieuw werk. In 1967 volgt er een tentoonstelling in Haifa. In 1969 was haar gezondheid zeer verzwakt. Ze gaat wonen in het Rosa Spierhuis in Laren. Daar overleed Ro op 27 oktober 1969.

Do overleed in Eenigenburg op 2 juni 1985. Do was de echtgenoot van acteur Albert van Dalsum (Albertus Wilhelmus van Dalsum, Nieuwer Amstel, 4 januari 1889 – Eenigenburg, 25 oktober 1971).

verder
Toen Ro geboren was, woog ze 900 gram. “Leg die maar in de vensterbank” schijnt er gezegd te zijn.

Verder lezen:
Meer over Ro Mogendorff via de website over haar, haar werk wordt via deze website verkocht

Simon Carmiggelt
Simon Carmiggelt (Den Haag, 7 oktober 1913 – Amsterdam, 30 november 1987) was goed bevriend met Ro Mogendorf. Simon Carmiggelt schreef tal van jaren zijn cursiefjes, Kronkels genaamd, in Het Parool. Op 30 oktober 1969 wijdde hij een Kronkel aan Ro.

“Gisteren hebben we Ro Mogendorff begraven.
Een grandioze tekenares en een uniek mens. Ze was klein en zó verschrikkelijk mager dat ik, bij een begroetingsomhelzing, altijd bang was haar te zullen breken.
‘Maar Ro is móói’, zei Aat Veldhoen, die haar portret tekende.
Hij had gelijk.
Broos en door vele ziekten getekend, zag ze er, als je bij haar kwam, eerst deerniswekkend uit, maar in het gesprek werd ze mooi door haar enorme geestkracht en haar nimmer aflatende humor.
Ro Mogendorff heeft een geweldig oeuvre bij elkaar getekend.
Ik denk aan haar zeer indringende portretten van patiënten in de inrichting voor geesteszieken waar haar moeder de laatste jaren van haar leven werd verpleegd en aan de prenten die haar felle, feilloos noterende hand in Israël maakte. Ze is er een paar keer geweest en sprak er altijd met grote warmte over. Voor mijn verjaardag schonk ze me een kleine tekening, voorstellende een oude man aan een cafétafeltje.
‘Da’s nou een schlemiel in Tel Aviv,’ vertelde ze er met een glimlach bij.
Toen ik eind vorig jaar bij haar kwam in de Zomerdijkstraat, zei ze:
‘De dokters hebben me verteld dat ik gauw dood zal gaan. Nou ja…. ik hoop maar één ding. Dat ik vóór mijn dood nog iets zal doen, daar in dat atelier’.
Want de kracht om te werken had ze de laatste tijd niet meer. Haar lichamelijk lijden droeg ze moedig en zonder het lachen te verleren. Maar dat de kwalen haar zo hadden gesloopt, dat ze niet meer op papier kon zetten wat haar scherpe blik zag, deed haar verdriet.
Toch bewaar ik aan mijn visites een vrolijke herinnering, want ze zat vol met mooie verhalen die ze, onder het genot van sherry, waar ze verzot op was, onnavolgbaar wist te vertellen.
Van Ro hoorde ik de schone anekdote over Breitner, die ze in haar jeugd gekend had.
De schilder leidde een zeer chaotisch leven.
Op een ochtend gaf zijn vrouw hem geld mee, om eten te gaan kopen in de stad. Hij keerde pas laat in de nacht terug, vol zoeten wijns en zonder eten. Wel had hij een opgerolde, met een touwtje bijelkaar gehouden tuinslang in zijn hand.
Toen hij zich daarmee op het bed uitstrekte, vroeg zijn vrouw: ‘Hoe kom je aan die tuinslang?’
‘Die heb ik gekocht,’ antwoordde hij.
‘Waarom?’
‘Zo lekker rond,’ zei hij en sliep in.
Ro had een fijn ontwikkeld gevoel voor dit soort verhalen. Daarom kwam ik altijd goed geluimd en opgepept van haar vandaan. Ze was erg ziek maar ze miste het treurige van een patiënte.
De laatste keer sprak ik haar van de zomer in het Rosa Spierhuis. Ze was daar in getrokken omdat ze niet langer zonder verzorging kon en ze belde me een beetje paniekerig op.
‘Kun je niet hier komen?’ vroeg ze, ‘Ik heb hulp nodig.’
Toen ik arriveerde, bleek dat er nog geen enkele kist was uitgepakt. Ofschoon iedereen haar hulp had aangeboden, vond ze dat ik dat moest doen.
‘Want anders raakt de boel zo door elkaar’, zei ze, ‘Jij weet hoe alles gestaan heeft.’
En ze trok zich terug in haar slaapkamer om te rusten, want de verhuizing had haar stevig aangepakt. Toen ze weer wakker werd, hadden mijn vrouw en ik, geholpen door een functionaris van het huis; alles uitgepakt en min of meer overzichtelijk in het atelier gezet. Ze was blij en zei omringd door haar vertrouwde bullen: ‘Ik geloof dat ik hier weer aan het werk ga.’
Maar haar tijd was op. Dag Ro. Het is jammer dat je er niet meer bent. Ik hoop dat iemand nu eens eindelijk op het goede idee komt je werk ten toon te stellen, zoals ze in Israël deden.

bron:
www.dutchjewry.org, pagina Emanuel Mogendorff geraadpleegd 8 nov 2014)
Leeuwe, H H J de, Dalsum, Albertus Wilhelmus van (geraadpleegd 8 nov 2014)
Stadsarchief Amsterdam, persoonskaart Elize Marianna Mogendorff
Stadsarchief Amsterdam, politierapporten 1940-1945, Elize Marianna Mogendorf,
Stadsarchief Amsterdam, politierapporten 1940-1945, Johanna Mellink
Stadsarchief Amsterdam, persoonskaart Emanuel Mogendorff
Oorlogsgravenstichting, slachtofferregister (geraadpleegd 8 nov 2014)
Carmiggelt, Simon, Kronkel Ro, Het Parool, 30 oktober 1969

Ro Mogendorff op website JHM (geraadpleegd 8 nov 2014)
website Ro Mogendorff (geraadpleegd 9 nov 2014)
Met dank aan H Pieper-Theeboom en E Borgman

illustratie:
Ro Mogendorff

gepubliceerd:
27 april 2016

laatst bijgewerkt:
9 juli 2022