Toneel

grandtheaterDe kleinkunst heeft een belangrijke plaats binnen de Joodse gemeenschap gehad. Dat begon al in de 18e eeuw.
in 1784 werd het Hoogduitse Joodsche Amsterdamsche Toneelgezelschap opgericht door J. H. Dessauer.

Dit toneelgezelschap trad niet alleen in Amsterdam op, maar in de jaren 1795 – 1797 gaven zij ruim dertig voorstellingen in Rotterdam, in de Rotterdamsche Schouwburg. Dit gezelschap speelt eerst in Utile et Amusant op de Utrechtsedwarsstraat , later in een loods op de Jodenhoutmarkt
Daarnaast bestond sinds 1787 het Hoogduitse toneelgezelschap. Dit gezelschap was een besloten theatervereniging. In de eerste jaren na de oprichting beschikte men nog niet over een eigen gebouw en men speelde van 1787 – 1789 eerst in de zaal van “Kunstmin spaart geen vlijt” op de Keizersgracht, daarna in 1789 in een tent op de Jodenhoutmarkt (J. D. Meijerplein) en in 1789 – 1790 in de zaal van Utile et Amusant op de Utrechtsedwarsstraat. Verder weten we dat men van 1788 tot en met 1792 openbaar toegankelijke voorstellingen gaf op het Leidseplein.
In 1790 kreeg men een eigen toneelzaal aan de Amstelstraat. Dit gebouw was de Hoogduitse Toneelsociëteit, was ontworpen door Abraham van der Hart, en bood plaats aan 500 toeschouwers. Het gebouw werd op 19 januari 1791 ingewijd met Die Triumph der Kunst van Dietrich en Das Kind der Liebe van Kotzebue.

Men speelde in dit theater, zoals gewoon was in die tijd, treur- en blijspelen zonder muziek en opera’s en zangspelen met muziek. Andere stukken die er werden opgevoerd zijn – in 1794 – Die Zauberflöte, die Hochzeit des Figaro en Don Juan van Mozart.
 
 
bron:
Jizkor,
 
laatst bijgewerkt:
18 september 2019