Benjamin Flesschedrager (1943)

flesschedragerbenjaminbakDe ouders van Benjamin Flesschedrager werden verraden toen hij tien dagen oud was. Het gezin woonde op Weesperstraat 103 en besloot te gaan onderduiken.

Huwelijk Philip Flesschedrager en Elisabeth Appelboom, 8 april 1942.

Ze waren ondergedoken en een lid van het onderduikgezin wilde van hen af. Ze werden op 20 juni 1943 gearresteerd en kwamen in de Schouwburg terecht en gingen daarna op transport. Benjamin werd gered uit de crèche tegenover de Hollandse Schouwburg. Enny Lim, toen een jonge studente geneeskunde, legde hem in een vuilnisbak en bracht hem naar buiten.

Benjamin werd op 10 juni 1943 geboren als zoon van Philip Flesschedrager (Amsterdam, 8 juli 1920 – Auschwitz, 26 december 1943) en Elisabeth Appelboom (Amsterdam, 2 februari 1921 – Auschwitz, 18 januari 1945).

De familie Flesschedrager is een oud Joods-Amsterdams geslacht waarvan de in 1764 geboren Ruben Jacob Cohen de familienaam Flesschedrager aannam bij het invoeren van de Burgerlijke Stand. Ruben woonde op Marken (buurt rond de Valkenburgerstraat) en was venter van beroep. Door de eeuwen heen bleven de beroepen eenvoudig; venter, schoonmaakster, schoenpoetser, werkster, soldaat, matroos, veedrijver, sigarenmaker en ook diamantslijper. Het geslacht woont in de arme Joodse buurt en een deel vertrok naar de Transvaalbuurt toen er gesaneerd werd rond Marken en het Waterlooplein.

Oma Bongers met Benjamin, 1943
Oma Bongers met Benjamin, 1943

Philip en Elisabeth gingen wonen op de Weesperstraat 103, bij de ouders van Philip, Benjamin Flesschedrager (1895) en Sara Coezijn. Moeder raakte al snel zwanger en toen de oproep voor Westerbork kwam besloten Philip en Elisabeth onder te duiken. Benjamin werd in de onderduik geboren, op 10 juni 1943. Hij werd vernoemd naar zijn opa.
Tien dagen later werden Philip en Elisabeth verraden en naar de Hollandse Schouwburg overgebracht. Benjamin ging als pasgeboren baby naar de crèche tegenover de Schouwburg.

Toen Philip en Elisabeth in de schouwburg zaten, wachtend op transport, kwam het bevel van de Duitsers dat Benjamin, inmiddels een maand oud, ook mee moest met het transport. Hester van Lennep, een van de verzetsmensen die baby’s uit de crèche smokkelde, vroeg een vriendin van haar, Enny Lim, studente medicijnen, om te helpen en Enny stond met Benjamin in de armen toen de Duitsers de baby’s kwamen halen. Ze zocht een plek om Benjamin te verstoppen en zag een lege vuilnisbak. Daar legde zij hem in en smokkelde Benjamin naar de Kweekschool naast de crèche en vandaar de straat op. Buiten liep ze door naar Plantage Parklaan 9, en via dit adres kwam Benjamin in de onderduik. Hester maakte van wat dekens een pop en stuurde dat naar de Schouwburg. Toen de Duitsers dit in de gaten kregen zat Benjamin al in de vuilnisbak en was onderweg naar de onderduik.

Opa en Oma Bongers waren Anthonie Pieter Bongers (Dordrecht, 12 juli 1888 – 1968)  en Beatrix Schut (Amsterdam, 5 november 1888 – 1962) en Rie was Maria Anthonia Bongers (Amsterdam, 4 juli 1916). Zij werden op 16 november 1989 postuum erkend als Rechtvaardigen onder de Volkeren.

Om een plek voor Benjamin te vinden bleek niet heel gemakkelijk. In de eerste weken na de ontsnapping uit de crèche verbleef hij op tal van adressen maar op 10 september 1943 was hij op de Overtoom 254-1 bij “opa” en “oma” Bongers en hun ongetrouwde dochter “tante” Rie. De Bongers waren streng gereformeerd en gaven Benjamin een andere naam, Hans. Als Hans Bongers zou Benjamin voorlopig door het leven gaan.
Benjamin bleek een huilbaby te zijn en dat werd opgemerkt door een buurvrouw, die lid was van de NSB. Opa en oma zeiden dat Hans de zoon was van hun ongetrouwde dochter Rie, een schande in die tijd en zeker in gereformeerde kringen. Die buurvrouw had medelijden en kwam vanaf dat moment elke week een paar flessen melk brengen.

links Benjamin Flesschedrager in 1952.
links Benjamin Flesschedrager in 1952.

Na de oorlog bleef Benjamin niet bij de familie Bongers. Al tijdens de zwangerschap van moeder hadden Benjamins’ ouders geregeld dat wanneer er iets met hen zou gebeuren Benjamin naar zijn oom en tante, Isaac (Jacques) en Tonnie Coezijn (Teuntje van ’t Hof), zou gaan. Hans Bongers werd zo Bennie Coezijn en Benjamin wist niet anders dan dat Isaac en Tonnie zijn ouders waren. Maar opa en oma Bongers bleven voor Benjamin zijn grootouders en hij hield contact met hen.

Tonnie Coezijn was niet Joods, maar het was wel een Joods huishouden. De Joodse feestdagen werden gevierd, de sjabbat, en Benjamin werd lid van Joodse jeugdverenigingen. Men sprak veel over de oorlog en over familieleden die “niet waren teruggekomen”. Benjamin moest dan de kamer uit.

Vrij abrupt kreeg Benjamin op zijn tiende te horen dat hij niet Bennie Coezijn was en dat zijn ouders en het grootste deel van zijn familie waren vermoord. Opeens was ook hij zoals de andere kinderen op de jeugdvereniging die hun ouder(s) niet meer hadden en dat was heel schokkend voor hem. Hij was niet Bennie Coezijn maar Benjamin Flesschedrager. Het zorgde er ook voor dat Benjamin zich met een grotere diepgang besefte wat het is om Joods te zijn. De Joodse identiteit maakte dat hij in 1962 naar Israël emigreerde.

Benjamin trouwde met Rachel Cohen, die vanuit Tunesië naar Israël was geëmigreerd. Benjamin en Rachel kregen twee kinderen en hebben inmiddels zeven kleinkinderen. Benjamin is na jaren in Israël voor de oudheidkundige dienst te hebben gewerkt beeldend kunstenaar en de Shoah is een terugkerend thema in zijn werk. Hij studeerde beeldende kunsten bij Moshe Agmon en Shoshana Aufrecht. Hij exposeert in tal van landen waaronder ook in het Joods Museum in Amsterdam bij de tentoonstelling “Wie niet weg is is gezien” (2011). Benjamin was ook dichter en verwoordde in zijn gedichten onder andere de gevoelens van een oorlogswees.

 

Mijn kleine zwarte koffertje 

In mijn kast staat een koffertje
Een klein zwart koffertje
De koffer met mijn familie
Het enige wat overbleef past daar in.

In mijn kast staat een koffertje
Een klein zwart koffertje
Met vergeelde foto’s en vergrijsde papieren
Het enige wat overbleef
Past daarin.

In mijn kast staat een koffertje
Een klein zwart koffertje
Met herinneringen, geluk en verdriet
Het enige wat nog overbleef
Stopte ik daarin.

In mijn kast staat een koffertje
Een klein zwart koffertje
Met jullie brief en wens
Dat ik jullie niet zou volgen
En in dat kleine zwarte koffertje
Stopte ik jullie brief.  

verder
Isaac Coezijn (Hilversum, 27 april 1903) was gehuwd met de Nederlands Hervormde Teuntje (Tonnie) van ’t Hof (Dordrecht, 5 februari 1903). Het gemengde huwelijk redde Isaac het leven. Isaac en Tonnie woonden op de Amstel 97.

Benjamin Flesschedrager (Peleg) overleed in Rehovot op 15 mei 2021.

 

bron:
joodsmonument.nl,
communityjoodsmonument.nl,
A. Bakker, Dag mam, dag pap, tot morgen: joodse kinderen gered uit de crèche (Hilversum 2005)
met correcties door en vriendelijke toestemming van Benjamin Peleg – Flesschedrager, Rehovot.
aanvulling Isaac Coezijn en Teuntje van t Hof gezinskaart Stadsarchief Amsterdam 31 december 2014.
Stadsarchief Amsterdam, Maria Antonia Bongers, Persoonskaarten, archiefnummer 30408, inventarisnummer 64
Stadsarchief Amsterdam, Anthonie Pieter Bongers, Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 1316.
Anthonie Bongers, Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 1316.
gedicht met dank aan Ellen van der Spiegel Cohen

Illustraties
met dank aan Benjamin Peleg – Flesschedrager.
foto brochure ‘And in that time…”

gepubliceerd:
1 mei 2016

laatst bijgewerkt:
30 oktober 2023