Recepten uit 1942 van Joodse artsen voor Joodse patiënten van apotheek De Jongh |
door Rivka Houwaart, Els van Wageningen en Toine Pieters
Recepten uit de Amsterdamse apotheek De Jongh bieden een onorthodox inkijkje in de medisch-farmaceutische zorg voor Joodse patiënten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze vormen een tastbare herinnering aan de patiënten en artsen die slachtoffer werden van de Holocaust. Onderzoek naar deze recepten laat zien hoe zorg werd verleend in tijden van vervolging en extreme schaarste.
De Stichting Farmaceutisch Erfgoed beheert een unieke collectie handgeschreven recepten voor geneesmiddelen en medische hulpmiddelen afkomstig uit apotheek Ads de Jongh in Amsterdam.
De collectie omvat 577 recepten tot en met september 1942 en 1400 uit 1949. De recepten zijn geschreven op blanco papier (huisartsen) en op lichtblauw of licht groen papier (specialisten). Bijzonder aan de recepten uit 1942 is dat deze grotendeels zijn uitgeschreven door Joodse artsen voor (noodzakelijkerwijs) Joodse patiënten. In deze periode werd de Joodse gemeenschap in Amsterdam steeds verder geïsoleerd door de anti-Joodse maatregelen van de bezetter. Vanaf 1941 mochten Joodse artsen geen niet-Joodse patiënten meer behandelen. Joodse patiënten waren verplicht om de voorgeschreven geneesmiddelen bij een Joodse apotheek af te halen. Vanaf mei 1942 moesten alle Joden een gele ster dragen met in het midden het woord ‘Jood’.
Van de Joodse patiënten die in deze recepten worden genoemd, overleefde slechts 5% de Holocaust, terwijl 60% van de Joodse artsen de oorlog wist te overleven. In haar proefschrift Vergeet niet dat je arts bent, over Joodse artsen in de Tweede Wereldoorlog, geeft medisch-histori
cus Hannah van den Ende aan dat Joodse artsen meer mogelijkheden hadden om zichzelf in veiligheid te brengen, bijvoorbeeld door tijdig een goed onderduikadres te vinden. Daarnaast bood hun beroep een zekere mate van bescherming: artsen werden minder snel op transport gesteld dan andere Joden, zelfs tot in Westerbork aan toe. Wanneer ze toch gedeporteerd werden, was de bestemming vaker een relatief minder dodelijk kamp, zoals Bergen-Belsen of Theresienstadt en niet de extreme vernietigingskampen zo als Auschwitz of Sobibor.
Ons onderzoek richt zich op het reconstrueren van de identiteit en het lot van de betrokken artsen en patiënten, alsmede op de voorgeschreven geneesmiddelen tijdens de donkere oorlogsjaren in de Joodse buurt van Amsterdam. Daarnaast proberen we inzicht te verkrijgen in de medische zorg onder extreme omstandigheden en de impact van de naziterreur op het dagelijks leven van artsen en hun patiënten.
Apotheek Ads de Jongh
De recepten zijn afkomstig uit de Hoogduitsche Apotheek Ads de Jongh, gevestigd op de Oude Hoogstraat 11 in Amsterdam, nabij de oude Joodse buurt rond de Nieuwmarkt en het Waterlooplein. De apotheek werd in 1864 overgenomen door Adriaan de Jongh uit Maassluis en
bleef drie generaties lang in de familie. In de jaren dertig kwam de apotheek onder leiding van Piet de Jongh, die zijn farmaciestudie niet had afgerond en daarom met een provisor moest werken.
Het interieur van de apotheek was negentiende eeuws. Recepten klaarmaken, infusen koken, mensen te woord staan, alles gebeurde in een kleine ruimte. In een achterkamertje werden poeders gevouwen met honderden tegelijk aan een grote tafel. In de kelder waar je niet rechtop kon staan, stonden de voorraden en moest je gebukt uitvullen.
Apotheek De Jongh had een centrale rol in de buurt en bediende een groot aantal Joodse patiënten. Onder de cliënten na de oorlog bevonden zich bekende Amsterdammers als Albert Mol, Renate Rubinstein en Louis van Gasteren. Tijdens de oorlog werd de apotheek steeds vaker een plaats waarop Joodse artsen en patiënten waren aangewezen voor medisch-farmaceutische hulp in een steeds benardere situatie. Na het overlijden van Piet de Jongh in 1957 werd de apotheek gesloten en gingen de patiënten over naar de Dam Apotheek.

Achterin kelder
Hoe kwamen de recepten in het bezit van de Stichting Farmaceutisch Erfgoed?
Na de sluiting van de apotheek in 1957 bleven delen van de inventaris achter in een kelder op Kloveniersburgwal 47. In de jaren negentig moest deze kelder worden ontruimd. De eigenaar en documentaire maker Louis van Gasteren herkende persoonlijke eigendommen van de familie De Jongh en gaf deze aan Els Wijnne – van Wageningen, een voormalige apothekersassistent bij de apotheek. Zij overhandigde de familiestukken aan de dochters van Piet de Jongh en een doos, die na een halve eeuw bijna uit elkaar viel van vocht, met ruim tweeduizend oude recepten, werd in 2006 overgedragen aan Toine Pieters.
De recepten werden tijdelijk uitgeleend aan Hannah van den Ende voor haar promotieonderzoek. In 2014 werden de recepten teruggegeven en in 2015 in bruikleen gegeven aan het farmaceutisch historisch depot op Urk. Vanaf 2018 heeft voormalig apothekersassistent Trudy Vos veel tijd en energie gestoken in het ordenen en catalogiseren van de recepten.
DE RECEPTEN VORMEN EEN TASTBARE HERINNERING AAN DE SLACHTOFFERS VAN DE HOLOCAUST
De collectie omvat 577 recepten van 36 Joodse artsen, onder wie 23 huisartsen en 13 specialisten. Van de recepten uit 1942 zijn 494 uitgeschreven door huisartsen en 83 door specialisten. Opvallend is het grote aantal dermatologische middelen zoals zalven, lotions en verbandwaters, vermoedelijk als gevolg van de slechte woonomstandigheden in de Joodse buurt. Daarnaast werden veel maagpoeders, kalmeringsmiddelen, ijzerdrankjes en APC-poeders voorgeschreven, wat wijst op stressgerelateerde klachten en slechte voedingsomstandigheden.
Alle 577 recepten zijn gedigitaliseerd en opgeslagen. De identiteit en biografie van de artsen en patiënten zijn gereconstrueerd, evenals de indicaties van de voorgeschreven geneesmiddelen. Ter illustratie van het onderzoek zullen we één receptencasus eruit lichten.

Receptencasus
Het voor dit artikel uitgekozen recept is voor Hanna Mogendorff-Vigeveno. Mevrouw Mogendorff krijgt op het recept een gemengd poeder (driemaal daags) met een combinatie van fenobarbital 30 mg en een belladonnaextract 10 mg. Waarschijnlijk gaat het om de behandeling van hevige onrust en stress in combinatie met maagklachten gerelateerd aan de executie van haar man Alexander Mogendorff op 19 november 1941 in Kamp Amersfoort.
Het echtpaar trouwde op 28 januari 1926 in Amsterdam en woonde samen op de Sint Antoniesbreestraat 22. Ze hadden geen kinderen. Alexander was koopman en verkocht onder andere manufacturen en textiel. Hoewel de archiefkaart van Hanna aangeeft dat zij geen werk had, zat haar foto wel bijgevoegd bij de marktkaarten, wat suggereert dat zij hier ook werkte. Op 12 september 1942, iets minder dan een jaar na het verliezen van haar man, wordt
Hanna van Amsterdam getransporteerd naar Kamp Westerbork. Twee dagen later werd zij op transport gezet richting Auschwitz. Hier werd Hanna, op 17 september 1942, vermoord. Zij was toen 53 jaar oud.
De arts die het recept voor Hanna heeft voorgeschreven, dr. Philip Arons, had in 1942 een voorlopige vrijstelling voor deportatie (Sperre) omdat hij arts was en universitair docent. Hij werkte en woonde op de Plantage Middenlaan 34. Op 29 september 1943 werden hij en zijn vrouw Judith Bouwman alsnog afgevoerd naar Westerbork en gehuisvest in Barak 60. Vijf maanden later werden zij op transport gezet naar Bergen-Belsen. In beide kampen was Arons als arts werkzaam.
Arons en zijn vrouw waren bij de laatste mensen die uit Bergen-Belsen op transport zijn gezet naar Theresienstadt. Dertien dagen later zijn zij, op 24 april 1945, door de Russen bevrijd. Zij zijn in slechte conditie maar levend aangetroffen in waarschijnlijk ‘het verloren transport’. Bij terugkeer in Amsterdam bleek het merendeel van Arons’ patiënten te zijn vermoord. Hij besloot opnieuw te beginnen en te gaan werken in de kinderkliniek van het Binnen Gasthuis in Amsterdam. Philip Arons (1902-1967) voltooide daar de opleiding tot kinderarts en kreeg de leiding over de Universiteitspolikliniek.
Tastbare herinnering
De recepten uit apotheek De Jongh bieden een onorthodox inkijkje in de medisch-farmaceutische zorg voor Joodse patiënten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze vormen een tastbare herinnering aan de patiënten en artsen die slachtoffer werden van de Holocaust, en ook aan de veerkracht en het doorzettingsvermogen van de overlevende artsen en patiënten.
Dit onderzoek draagt niet alleen bij aan het historisch besef van de impact van de oorlog op de Joodse gemeenschap in Amsterdam, maar toont ook hoe medische zorg in tijden van vervolging en extreme schaarste werd verleend. Bovendien voelen we de verantwoordelijkheid om op deze
manier een gezicht te geven aan mensen van wie het verleden vrijwel geheel is uitgewist door oorlog en geweld.
Rivka Houwaart is masterstudent Farmacie. Els van Wageningen-Wijnne is voormalig apothekersassistent en weduwe van de biostatisticus en farmaceut Herman Wijnne. Toine Pieters is hoogleraar geschiedenis van de farmacie bij de Discipline groep Farmaco-epidemiologie en Klinische Farmacologie, Departement Farmaceutische Wetenschappen aan de Universiteit Utrecht.
bron:
Rivka Houwaart, Els van Wageningen en Toine Pieters, Een gezicht geven aan mensen wier verleden vrijwel geheel is uitgewist, Pharmaceutisch Weekblad (2 mei 2025) 18, 19, 20.
illustratie:
Een gezicht geven aan mensen wier verleden vrijwel geheel is uitgewist, Pharmaceutisch Weekblad (2 mei 2025) 18, 19, 20.
Toestemming overname:
met dank aan de auteurs en F. van den Houdt (email 16 mei 2025).
gepubliceerd:
16 mei 2025
laatst bijgewerkt:
16 mei 2025