Marty van Collem

indexzionMarty (Martha) van Collem kwam twee keer in Bergen-Belsen terecht. De eerste keer in de oorlog, de tweede keer werd ze er gevangen gezet omdat ze naar het Britse mandaatgebied Palestina probeerde te komen.

Marty van Collem stond al op deze website. Op een foto van het Joodse Montessori-lyceum op de Guido Gezellestaat in Amsterdam. Een klassenfoto van in de oorlog, najaar 1942. Marty staat erop tussen haar klasgenoten met een Jodenster.

collemvanmartyMartha van Collem werd geboren op 6 juni 1929 als jongste dochter van Henry van Collem (Eindhoven, 1 mei 1894 – Bergen-Belsen, 3 april 1945) en Lotte Randerath (Herzfeld, Duitsland, 10 april 1900 – 1993). Marty had nog oudere zus, Ilse (26 september 1926) en haar oudste zus was Anita (Eindhoven, 1923 -1925). Vader werkte als manager bij biljardfabriek Wilhelmina op de Stadshouderskade, het gezin woonde boven dit bedrijf op nummer 127. Behalve vader heeft elk lid van het gezin de oorlog overleefd.

Marty werd geboren in hetzelfde jaar als Anne Frank en ze waren vriendinnen van elkaar. Marty was maar zes dagen ouder dan Anne.

Het gezin was lid van de liberale Joodse gemeente en de synagoge was het centrum van hun leven. Marty en Ilse zaten samen met Margot en Anne Frank op dezelfde wekelijkse Joodse school. Het huis op de Stadhouderskade werd gebruikt als opvanghuis voor de Duits-Joodse vluchtelingen en hun verwanten, en werd wel “Hotel van Collem” genoemd.

In september 1941 konden de zussen niet meer naar hun school en ze begonnen lessen te volgen ten huize van professor S. Frijda in Amsterdam-Zuid. Deze lessen groeiden uit tot het Joodse Montessori Lyceum.

Grootmoeder
Grootmoeder overleed in november 1941 en terwijl de familie shive zat (rouwperiode van zeven dagen) kwam de Nederlandse militaire politie grootmoeder ophalen om te werken in Duitsland. Moeder Lotte vertelde de politie dat grootmoeder al heengegaan was. De agent begreep het niet.

20 juni 1943
Op 20 juni 1943 werd het gezin opgepakt tijdens een razzia. Ze werden naar Westerbork gestuurd. In het kamp werden de mannen en de vrouwen gescheiden, Ilse werkte er in de wasserij, Marty volgde lessen en hielp de jongere kinderen.

Een neef werkte in Westerbork bij de afdeling die de deportatielijsten samenstelde. Hij kon ervoor zorgen dat het gezin langer in Westerbork bleef. In januari 1944 werd de Van Collems echter voor de keuze gesteld om naar Theresienstad of naar Bergen-Belsen gedeporteerd te worden. Aangezien Bergen-Belsen als een uitwisselingskamp bekend stond, koos het gezin om daarheen te gaan.
In Bergen-Belsen mochten ze hun eigen kleding dragen. Aangezien moeder Lotte vloeiend Duits en Nederlands sprak werd ze aangesteld als barakkenleidster.
In maart 1945 had Marty nog contact met Anne Frank, die in een apart deel van het kamp verbleef. Anne vertelde haar dat Margot tyfus had en dat ze dacht dat ze het niet zou overleven wanneer Margot zou overlijden.

Vader Henri werd vermoord op 3 april 1945. Hij werd in elkaar geslagen omdat hij tijdens een appel warm probeerde te blijven door op zijn plaats te “rennen”. Een week later, op de 10 april, werden Ilse, Marti en Lotte in een trein gestopt met gewone zitplaatsen en er werd hen verteld dat de trein naar Theresienstad ging. De trein reed gedurende twee weken heen en weer door Duitsland. Er zaten een paar duizend mensen in de trein, ze kregen geen eten of drinken. Velen overleefden het niet en werden, wanneer de trein stilstond, naast de rails begraven. Op 21 april 1945 stopte de trein bij Tröbitz (80 km ten oosten van Leipzig) waar de passagiers door de Russen bevrijd werden. Dit transport wordt “het verloren transport” genoemd.

De gezusters bleven zes weken in Tröbitz. Moeder Lotte werd vanwege phlebitis (aderontsteking) naar een ziekenhuis in Luik gestuurd. De trein werd uiteindelijk gevonden door de Amerikanen en zij zorgden er voor dat de Nederlandse Joden gerepatrieerd konden worden.
Met behulp van het Nederlandse Rode Kruis kwamen Ilse en Marty eind juni 1945 in Nederland aan. Daar werden ze in een voormalig Joods weeshuis ondergebracht tot moeder Lotte naar Amsterdam kwam. Marty, die er Joods uitzag, werd er getreiterd. Dat was voor haar de reden om naar Palestina te gaan. Ze werd lid van Sjaria Sjoef, een Amsterdamse club met als doel de alijah (emigratie) te maken. Nadat ze haar training had gekregen in de Hachsjara (opleiding voor de landbouw) ging ze op 20 juni 1947 op weg naar Palestina.

Exodus
Op 10 juli 1947 scheepte Marty als één van vier Nederlanders in op de “Exodus” in de Franse havenplaats Sète. Het officiële doel van het schip was Zuid-Amerika. Marty had inreispapieren voor Colombia.

Op volle zee werd de blauw-witte vlag met de Davidsster gehesen. Al toen probeerden een Brits fregat en een kruiser een landing van het schip in het Britse mandaatgebied Palestina te verhinderen. Er werd door de Britten met scherp geschoten, waarbij drie opvarenden van de Exodus omkwamen.
Het schip werd geramd en daarna op 18 juli 1947 opgebracht naar Haifa en de opvarenden mochten Palestina niet in. De Britten waren vastbesloten. In drie Britse schepen werden de opvarenden teruggebracht naar Europa. De Britten wilden van de Exodus een voorbeeld maken. De wereld en de waarnemers van de Verenigde Naties, die over de toekomst van Palestina moeten beslissen, zijn getuigen van de ontscheping en ziet dat het Britse mandaatgebied niet werkt.
Marty dacht dat ze naar Cyprus gebracht zou worden, maar dat was niet het geval. Na vijf weken voor de Middellandse Zeekust van Frankrijk gelegen te hebben werden ze teruggebracht naar het door de Britten bezette gedeelte van Duitsland, via de haven van Hamburg waar ze op 8 september 1947 aankwamen. De ontscheping geschiedde met geweld. Het ruim werd onder water gezet en de opvarende Joodse vluchtelingen werden met knuppelslagen het schip afgejaagd. Ze werden in een trein gezet en naar een kamp, Pöppendorf, overgebracht. Pöppendorf was in de oorlog een concentratiekamp.
Dat de Britten de opvarenden van de Exodus naar Duitsland terugbrachten, veroorzaakte een internationale rel.

Marty werd niet naar Nederland teruggestuurd omdat ze haar Nederlandse papieren vernietigd had (zoals iedereen deed om ervoor te zorgen dat ze, als stateloos, toegelaten zouden kunnen worden tot Palestina). Bijzonder smakeloos werd ze gevangen gezet in het ‘displaced persons-camp’ te Bergen-Belsen, het kamp waar ze in de oorlog, tot april 1945, verbleef, alleen nu zat ze in de kazernes waar de Duitsers in de oorlog in woonden.
Vanuit Bergen-Belsen ging ze naar Frankrijk en half-officieel, met certificaten en valse papieren, naar het Britse mandaatgebied Palestina.

Israël
De aankomst was kort voor de tijd dat de Staat Israël werd uitgeroepen (15 mei 1948) en de daarop volgende oorlog tegen de Arabische buurlanden. Marty woont sinds die tijd in Israël en is trots dat ze een Israëli is. Ze onderstreept in een interview dat in 2014 werd uitgezonden dat de wereld niet begrijpt dat de overlevenden van de Sjoah dit land ondanks alle druk en tegenwerking hebben kunnen opbouwen.
Marty van Collem en haar man Bob Dotan woonden eerst in Eilat waar ze een buurtcentrum leidde. Nu woont ze in Ramat Hasharon. Ze heeft drie kinderen, negen kleinkinderen en drie achterkleinkinderen.

collemvanmartyjuni1999louisVerder:
Op de foto: Bob Dotan, Marty van Collem, Louise Sorensen – Stein en Ilse Zilversmit – van Collem tijdens een bezoek in 1999 in Vancouver.

Moeder Lotte hielp na de oorlog met het weer op poten zetten van de Liberale Joodse gemeente te Amsterdam.

Moeder Lotte hielp met de Duitse vertaling van het Dagboek van Anne Frank. De vertaling werd ten huize van moeder voltooid en met behulp van een vriend in het Duits gepubliceerd. 
Ilse trouwde een man die ze in Westerbork al ontmoet had, ze vestigden zich in 1951 in Montreal. 
Moeder Lotte verliet Nederland en vestigde zich in Zuid Afrika. Marty trouwde met Bob Dotan, een overlevende uit Frankrijk, en vestigde zich in Israël.

De familiefoto’s waren op de zolder van het huis op de Stadhouderskade 127 verstopt, deze werden na de oorlog teruggevonden.

Een foto van Marty kort nadat ze bevrijd was bij Tröbitz staat hier.

bron:
stadsarchief Amsterdam, persoonskaart
United States Holocaust Museum, studio portrait of Marta van Collem shortly after the liberation from the “Lost Train”.
wikipedia, lemma Exodus (geraadpleegd 13 feb 2015).
Wiegrefe von, Klaus, Operation Oase, Der Spiegel, 4 jan 1999.
Een rest keert weer, De Joodse Omroep, 4 mei 2014
www.dutchjewry.org, lemma Henri van Collem (geraadpleegd 13 feb 2015)

Illustraties:
met dank aan Louise Stein

laatst aangepast:
16 juli 2020