Rosey Pool

Rosa Eva (Rosey) Pool (Amsterdam, – Londen, ) werd geboren als dochter van Jacoba Jessurun (Amsterdam, 1 januari 1880 – Sobibor, 11 juni 1943) en Louis Pool (Rotterdam, – Sobibor, ). Louis en Jacoba huwden op 27 maart 1901 en kregen naast Rosey een zoon, Jozef (Amsterdam, – Sobibor, ). Rosey staat bekend als dichteres maar was  veel meer dan dat.

Rosey gaf les, acteerde en vertaalde onder andere Jip en Janneke naar het Engels, en nog twee boeken van Annie M. G. Schmidt. Ze reisde over de wereld, zette zich in tegen discriminatie en voor zwarte burgerrechten en raakte bevriend met Nina Simone. Ze reikte in 1966 in Senegal een literaire prijs uit aan Nelson Mandela.

In februari 1939 werd het gezin van Jacoba en Louis ingeschreven op de Nieuwe Prinsengracht 120hs, het adres waar ze tijdens de oorlog woonden. Ze woonden daarvoor op de Nieuwe Hoogstraat 18b, boven het pand waar Jacoba en Louis volgens de woningkaart een sigarenwinkel hadden. Volgens een advertentie woonde vader Louis in 1898 al op dit adres, handelde toen in ruwe tabak, en de Nieuwe Hoogstraat en de Zanddwarsstraat werd de buurt waar Rosey opgroeide. De advertentie werd overigens in Het Volksdagblad geplaatst, een krant uit de socialistische hoek.

Rosey sloot zich op haar zeventiende aan bij de socialistische Arbeiders Jeugd Centrale. De idealen van de jaren twintig speelden een grote rol voor Rosey. Jongeren droomden van een betere wereld. De poëzie die ze voordroeg werd opgemerkt en ze werd een bekende voordrachtskunstenaar binnen de arbeidersbeweging.
Rosey werd beëdigd vertaalster Duits en lerares Engels. Ze had de vijfjarige HBS jaar gevolgd, de akte tot onderwijzer gehaald en verder de aktes L. O. Duits, Engels, typen en schoonschrijven.

Ze ontmoette de Duitse jurist Bernhard Friedrich Kramer (Berlijn, 9 oktober 1904) en trouwde op 29 augustus 1932 met hem in Berlijn. Het echtpaar vestigde zich in de Duitse hoofdstad. Het huwelijk liep spaak, op 25 juni 1935 werd de scheiding uitgesproken en Rosey keerde kort na de Kristallnacht terug naar Amsterdam.

Al voor de oorlog gaf Rosey Engelse les aan Duits-Joodse vluchtelingen die naar de Verenigde Staten wilden. Dit deed ze in Tehuis Oosteinde en in het Lloyd Hotel, toen een opvang voor deze vluchtelingen. Tijdens de oorlog kwam Rosey te werken op het Joods Lyceum aan de Voormalige Stadstimmertuinen. Een van haar leerlingen was Anne Frank. Na de oorlog, die Rosey overleefde, was Anne beroemd in Amerika en Rosey bezorgde zichzelf werk door lezingen over Anne Frank te geven. Het werd haar duidelijk dat slecht gesteld was met de kennis van de Amerikanen over de Sjoa en dit was een manier om hun kennis te verbeteren en de Holocaust levend te houden.

De Sperre die Rosey tijdens de oorlog had door haar werk op het Joods Lyceum hield geen stand en verviel. Bij een razzia in 1943 werd ze opgepakt. Ze werd in Westerbork op 26 mei 1943 geregistreerd en werd in Barak 61 gehuisvest. Ze zag hoe haar ouders en broer werden gedeporteerd naar het oosten.
In dat jaar kreeg ze toestemming om boeken te gaan verzamelen voor de bibliotheek in het kamp. Dat zou namelijk een goede indruk geven wanneer Het Rode Kruis op bezoek zou komen. Rosey kon zo Westerbork verlaten op een ‘dienstreis’ en met medewerking van Verzetsgroep Van Dien, die haar van de transportlijst af kreeg, ontsnapte ze. Op haar kaart van de Joodsche Raad staat aangetekend ‘op 23-9-1943 vermist’.

Rosey dook onder bij verre familie en Baarn en ze verbleef korte perioden bij vrienden in Utrecht. In de onderduik overleefde ze de oorlog. Door haar ervaringen tijdens de oorlog begon ze zich nog ferventer in te zetten voor het verbeteren van de wereld. Ze was zeer geïnteresseerd in Afro-Amerikaanse poëzie en gaf er in Amsterdam lezingen over.

In 1948 vertrok ze uit Nederland en ging in Londen wonen met haar vriendin Ursel Isenburg. Ze runden een reisbureau en reisden de wereld over. Rosey werkte als docent Nederlands en gaf lezingen, vertaalde Jip en Janneke dat in 1961 gepubliceerd werd. De woning in het Londense Highpoint werd een ontmoetingsplaat voor intellectuelen, schrijvers, Afro-Britse kunstenaars en Afro – Amerikaanse kunstenaars.

In 1958 kwam haar bundel Black and Unknown Bards. A Collection of Negro Poetry (1958) op de markt en werd de doorbraak voor Rosey, samen met de bundel Ik zag hoe zwart ik was, een tweetalige bloemlezing met werk van Afro-Amerikaanse dichters. Deze publicaties zorgden voor beurzen en in 1959 kon ze voor het eerst naar de Verenigde Staten waar ze acht maanden lang langs zwarte scholen en universiteiten in de zuidelijke staten reisde. Rosey zag parallellen tussen de segregatie in het zuiden van de Verenigde Staten en de anti-Joodse maatregelen van de nazi’s.
Er volgden nog verschillende reizen naar de Verenigde Staten en tal van ontmoetingen. Op 29 september 1971 overleed Rosey Pool aan de gevolgen van leukemie in haar woonplaats Londen.

 

bron:
Louis Pool, Stadsarchief Amsterdam, Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 645.
Jacoba Jessurun, Stadsarchief Amsterdam, Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 390.
Nieuwe Prinsengracht 120hs, Stadsarchief Amsterdam, Woningkaarten, archiefnummer 5445, inventarisnummer 287.
Louis Pool, Advertentie. “Het volksdagblad”. Amsterdam, 26-09-1898, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 13-02-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:002058147:mpeg21:p00004.
Rosa E. Pool, kaart Joodsche Raad, Arolsen Archives, 130356941 (Rosa E POOL).
Lonneke Geerlings (met dank aan Susan Legêne, Rudi Wesselius en Anneke Buys), Pool, Rosa Eva (1905 – 1971) op Huygens Instituut, https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Pool (geraadpleegd 11 mei 2023).
Maaike Lange, Schrijver Spreekt, Rosey stond zó vaak op keerpunten in de geschiedenis, Mezza, 11/12 februari 2023.

illustratie:
Louis Pool, Advertentie. “Het volksdagblad”. Amsterdam, 26-09-1898, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 13-02-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:002058147:mpeg21:p00004.

gepubliceerd:
11 mei 2023

laatst bijgewerkt:
11 mei 2023