Centraal Israëlietische Ziekenverpleging (CIZ)

Jacob Obrechtstraat 92, hoek met Heinzestraat, Centrale Israëlitische ziekenverpleging (CIZ). Foto 1972. Zantkuijl, H.J. Stadsarchief Amsterdam Beeldbank Collectie Bureau Monumentenzorg: negatiefvellen. BMAB00001000011_019

Op 22 april 1915 begon men met de bouw van het ziekenhuis van de Centrale Israëlietische Ziekenverpleging op de Jacob Obrechtstraat 92. De architecten waren Emanuel Marcus Rood en Harry Elte, die het gebouw in 1914 ontwierpen. Het was een statig en sober gebouw met midden- en hoekpaviljoens.

Binnen was een lange gang die parallel aan de voorgevel liep. De keukens, dienstruimte, trappen en lift zaten in de centrale hal en waren naar achter uitgebouwd om geluidsoverlast te voorkomen.
Aannemers De Vlught en Domhoff bouwden het pand en op 4 juli 1916 werd het geopend. In 1919 kwam er een aanbouw, het solarium, en in 1931 werden de ziekenkamers van dubbel glas voorzien ten behoeve van de geluidsisolatie. Het hele gebouw was gefinancierd door particulieren en bood in eerste instantie plaats aan 50 patiënten en 20 verplegers.

Er waren in de eerste helft van de twintigste eeuw drie Joodse ziekenhuizen in de stad, het Portugese (PIZ) op de Plantage Franschelaan (Henri Polaklaan), het Nederlands Israëlitische (NIZ) op de Nieuwe Keizersgracht en dit (CIZ) ziekenhuis.
In 1943 werden de drie ziekenhuizen door de bezetter ontruimd, in 1945 werd het heropend en het bleef open tot in 1979. Daarna kreeg het pand een nieuwe eigenaar, de Jellinekkliniek, en verbouw van het pand bleek niet mogelijk. Het werd in 1980 gesloopt.

Directie
Er zijn enkele gegevens bekend over de directie van dit ziekenhuis. In maart 1916 werd zuster L. van Gelder benoemd tot directrice. Zij was ervoor waarnemend directrice van een hospitaal in Alexandrië. Bestuurders waren: Dr. Philips, Dr. Jacobson, Dr. Pimentel, M. A. Keijser, A. Asscher, Sylvain Kahn, S. Loopuit en L. A. Wagenaar jr. en B. J. de Leao Laguna

Verslag van de opening
Op 7 juli 1916 verscheen een uitgebreid verslag van de opening  van het ziekenhuis in het Nieuw Israëlietisch Weekblad:
Het bestuur van de Centrale Israëlitisch Ziekenverpleging heeft op plechtige wijze de kroon op het werk van vele jaren gezet: het ziekenhuis aan de Jacob Obrechtstraat 92 werd heden geopend. De vele genoodlgden werden ontvangen in een expresselijk voor deze gelegenheid achter het gebouw opgeslagen tent, welke uitstekend aan haar doel beantwoordde. Tot de autoriteiten, welke aanwezig waren, behoorden de heer J. W. C. Tellegen, burgemeester van Amsterdam, dr. N. M. Josephus Jitta, wethouder, de eerw. heeren Onderwijzer, Vredenburg, Palache, Pereira en Sarlouis, het kerkbestuur der Ned. Israël. Hoofdsynagoge, Parnassim der Port. Israël. Gemeente, tal van kerkenraadsleden, enz.
Dr. S. J. Philips sprak de openingsrede uit. Namens het bestuur bracht spreker dank voor de belangstelling, blijkende uit de bijwoning der openingsplechtigheid. In ’t bijzonder begroette spreker den burgemeester, die steeds getoond heeft een buitengewone belangstelling aan den dag te leggen, daar waar het betreft de volkshuisvesting en de gezondheid der burgerij, alsmede den wethouder, die waakt voor de gezondheid van de burgers te dezer stede. Spreker betuigt zijn spijt, dat het niet mogelijk was alle 800 schenkers te inviteeren, alsook dat de ontvangst in eene tent moet geschieden. Spreker wil slechts enkele feiten uit de wordingsgeschiedenis der C. I. Z. op den voorgrond brengen.

Toen spreker als jeugdig geneesheer in Amsterdam praktiseerde, hoorde hij dikwijls het verlangen naar een Joodsch burgerziekenhuis uitspreken. De opname van zieken in ziekenhuizen en ziekenverplegingen was toenmaals nog zeer beperkt. Het gemis van een dergelijke Inrichting werd dan ook nog niet heel sterk gevoeld. Later evenwel, toen er meer geopereerd werd en de zieken voor diëten en speciale behandelingen meer naar ziekenhuizen verwezen werden, werd het anders, in de inrichtingen van andere gezindten werden wel Joodsche patiënten verpleegd en liefderijk opgenomen en dat op een wijze, dat ze uiterst dankbaar en voldaan weer vertrokken, maar het gevoel, dat zij niet onder de hunnen, onder hun geloofsgenooten, in de bange dagen van hun ziek zijn, verkeerden, kwam zeer dikwijls boven. Opperrabbijn Palache wees er nog pas onlangs op, dat reeds Abraham zich in denzelfden geest heeft geuit. Wat voor de arme Israëlieten hier ter stede bestond, een verpleging in Joodsche omgeving, waar niet alleen het voedsel ritueel is, maar aan alle eischen van den ritus kan worden voldaan, dat was voor meer gegoeden en vermogenden niet weggelegd. Zoo gebeurde het maar al te vaak dat orthodoxe Israëlieten, wilden zij niet net twijfelachtig genot van van verre aangevoerd en eenige malen opgewarmd, bijna ongenietbaar ritueel voedsel en gemis aan een Joodsch milieu, zich lieten opnemen op de algemeene zaal van het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis (aan de Nieuwe Keizersgracht -red.), alwaar zij wel goede verpleging en verzorging genoten, doch geheel gelijk aan die van alle andere patiënten, dus niet een zoodanige waarop zij volgens hun stand aanspraak konden maken en evenmin In eene omgeving, welke passend voor hen was. Afgezien van dezen misstand, was het zeker niet juist, dat de Israëlieten bleven parasiteeren ten koste van andere gezindten, welke zieken verplegingen exploiteeren, waar elke patiënt een verhooging van het tekort bevordert. Verschillende particulieren, ook spreker zelf, sloegen de hand aan de ploeg, voorts een groep van geneesheeren en de Vereeniglng tot Bevordering der belangen van het Jodendom. Alle pogingen faalden.

Dr. Jacobson, door een ziektegeval In eigen omgeving overtuigd van de noodzakelijkheid van een instelling als thans verrezen, komt de eer toe, door zijn krachtige pogingen het zaad tot ontkieming te hebben gebracht. Een door hem samengesteld voorbereidend comité, bestaande uit de heeren W. Birnbaum, dr. Jacobson, dr. Philips, Louis Tas en H. Wertheim, wist op de vergadering van 6 februari 1911, waarin tot de oprichting der Vereeniglng besloten werd, de 32 aanwezigen duidelijk te maken, dat een Joodsche Ziekenverpleging noodzakelijk was. Er was toen reeds ± ƒ 28 000 disponibel. In volgende vergaderingen werden als bestuurderen gekozen de heeren dr. Philips, dr. Jacobson, dr. Pimentel, M. A. Keijser, A. Asscher, Sylvain Kahn en B. J. de Leao Laguna. Bij het Rabbinaat der N. L H S. werd aangedrongen om de sabbathgrenzen te doen verleggen, opdat de streng orthodoxe Israëliet gelegenheid hebbe ook op sabbath de inrichting te bereiken, hetgeen met bekwamen spoed is tot stand gebracht. Als beginsel werd vastgelegd, dat aan patiënten, in de inrichting verpleegd, vrije artsenkeuze toegestaan moest worden. Bovendien werd bepaald, dat ieder, zonder onderscheid van gezindte zich in de inrichting kan laten opnemen. Aan het bestuur werden nog de heeren S. Loopuit en J. A. Wagenaar jr. toegevoegd. De grondslag was gelegd, tot uitvoering van het plan kon men echter nog niet overgaan. Het benoodigde geld was nog niet aanwezig. Al het mogelijke werd gedaan om de kas te stijven. Er waren 2 propagandacommlssies, één onder leiding van dr. Swaab, welke later onthouden werd, de andere onder de wakkere leiding der heeren Joachimsthal, Diamant en Maykels, welke met meer succes werkte dan de eerste. Vorstelijke giften werden ontvangen van de erfgenamen van wijlen den heer S. Monk, van de heeren S. A. Keijzer, H A. Keyser en David de Vries. De firma Asscher en vele anderen schonken groote giften. De heer D. Birnbaum gaf alle patiënten ledicanten, de heer D. S. Granaat de autoclaaf, de heer L. J. Wijzenbeek 25 bedden, de heer M. H. Souget schilderijen, mevr. S. Birnbaum een instrumenttafeltje, dr. Jacobson een stel flesschen voor de meest gebruikelijke vloeistoffen in de operatiekamer, de heer Kiek de moederklok der electrische klokken, de heer Elte de vloer der dienstbodenbadkamer, de heer J. M. Lob porcelein en vaasjes, de heer M. A. Rozelaar papiermandjes. Pogingen tot vereeniging met Nederlandsch Israëlitisch Ziekenhuis, het Portugees Israëlitisch Ziekenhuis en Boerhaave kliniek hadden slechts het resultaat, dat de bouw onnoodlg een vol jaar vertraagd werd.

De terreinkeuze geschiedde op aanwijzing van den heer v. d. Tak, dien spreker daarvoor dank zegt. Het terrein is goed gelegen, frlssche licht Is overvloedig aanwezig, de omgeving is rustig, geen last van trams en tot nu toe ook niet van buren, zeer gemakkelijk met de tram te bereiken, en in een omgeving, waarin honderdtallen van Joodsche huisgezinnen wonen. Na ampele besprekingen werden de heeren Elte en Bood als architecten aangewezen. De Kerkeraad der N. I. H. S. stond met 27 van de 30 stemmen een subsidie toe, groot genoeg, om de jaarlijksche canon te bepalen. 26 juli 1914 werd aan de firma de Vlugt en Domhof de bouw opgedragen, Tijdens de onderhandelingen pakten zich aan de politieken hemel van Europa de donkere wolken samen. De bouw werd voorlooplg verschoven, waarmee de aannemer genoegen nam. Ware hij niet zo toegevend geweest, de vereeniglng zou geld gespaard hebben. Ten slotte moest toch tot den bouw besloten worden, wilde men niet de waarborgsom verliezen, alsmede een boete oplopen. In maart 1915 werd de eerste paal in den grond geslagen, 21 april 1915 de eerste steen door mevrouw Jacobson in den voorgevel gemetseld, ter herinnering aan welk feit, In de vestibule een gedenksteen la geplaatst. Het «per aspera ad astra” heeft bet bestuur gedurende den bouw in ruime mate ondervonden. Niet alleen door den oorlog kwamen buitengewone deceptiën, maar ook door andere aangelegenheden. Hetgeen voorbij is, laat spreker echter liever rusten. Er viel heel wat te doen; het bestuur werd daarom met 2 leden uitgebreid, met de heeren H. A. Keyser en D. de Vries. Een damescomité, bestaande uit de dames Jacobson, Kahn, Laguna en Philips verleende uitstekende diensten. De heer H. A. Keyser had intusschen als penningmeester ontslag genomen, zeer tot spijt van het bestuur, daar hij in den bangen oorlogstijd het kapitaal uitstekend heeft weten te beheeren. Als zijn opvolger werd de heer Loopuit aangewezen.

Spreker deelt alsnu het een en ander omtrent het gebouw mee. Het terrein Is ongeveer 1900 Mr. Alle vloeren van het gebouw zijn van gewapend beton, het geheel Is wat men noemt brandvrij. Er zijn 52 bedden, welk aantal uitgebreid kan worden. Vóór alles is gestreefd naar licht, lucht en comfort, naar rust voor de zieken. De W.C.’s zijn geen van alle naast patiëntenkamers gelegen, de lift bevindt zich geheel buiten het gebouw In den koker van het trappenhuis. Alle kamers, zooveel mogelijk op het zuiden gelegen, hebben afloopende waschtafels met koud en warm water, hebben balcons of terras waar mogelijk. Een electrlsche nachtverlichting zorgt voor spaarzaam gebruik van electrlsch licht. De tijd wordt aangegeven door electrlsche klokken. Aan de achterzijde Is door den heer v. West een aardige tuin aangelegd. Personenlift, spijslift en kolenlift zijn aanwezig, zoo ook electr. schellen, hulstelefoon en spreekbuizen om op den Sabbath te gebruiken, verder een brandleiding, de voorgeschreven nooduitgangen en een brandtrap. De eerste etage is geheel ingericht voor de 1e en 2e klasse patiënten, de rechtervleugel van de 2e etage voor zuigelingenzaal, meisjes- en jongenszaal met daartusschen gelegen speelkamer, een denkbeeld van dr. Jacobson. De linkervleugel van de 2e etage is ingericht voor operatieafdeeling. De Röntgenkamer kon tengevolge van de mobilisatie nog niet ingericht worden. De bovenste verdieping is bestemd voor dienstpersoneel met de noodige sanitaire inrichtingen. Namens het bestuur zegt spreker allen, die tot het totstandkomen van het gebouw medegewerkt hebben, hartelijk dank: aan de leden van den kerkeraad; aan de schenkers, aan de leden der belde propaganda commissies, aan het damescomitè, aan architecten, aannemers, teekenaar en oprichters, aan de leveranciers en ook aan de heeren leden van het rabbinaat voor hun medewerking en voorlichting in ritueele aangelegenheid. Zuster de Groot, nu hoofdverpleegster, heeft zich bij uitlandigheid van de Directrice tot groote tevredenheid van het bestuur op een ongeëvenaarde wijze van haar taak gekweten. Spreker besluit met een woord van hulde aan zijn medebestuurders, welke hem met de moeilijke taak, die te vervullen was, steeds trouw terzijde stonden. Moge de C. I. Ziekenverpleging voldoen aan de verwachtingen, welke men omtrent haar koestert, moge zij de leemte, welke op dit gebied in Amsterdam bestaan heeft, ten volle aanvullen, moge zij onder leiding van de beproefde verpleegster, zuster v. Gelder als directrice bloeien. Spreker draagt zuster Van Gelder, pas in het vaderland teruggekeerd, officieel de leiding op en uit den wensch, dat zij haar taak welgemoed moge aanvaarden en deze een lange reeks van jaren tot tevredenheid van het bestuur en tot voldoening voor haar zelve moge vervullen. En last not least richt spreker een paar woorden tot het verplegend personeel. De taak u opgedragen — zegt speker — is zwaar. Tracht deze evenwel tot tevredenheid van het publiek en het bestuur zoodanig te vervullen, dat een goede reputatie van de C. I. Z. moge uitgaan en alle menschen, die er zich zullen laten verplegen, steeds tevreden de inrichting zullen verlaten. En hiermede verklaart spreker de C. I. Z. voor geopend. De rede oogstte luide toejuichingen. De eerwaarde heer A. S. Onderwijzer, hierna het woord verkrijgende, herinnert, dat in het wordingsuur der menschheid volgens de Joodsche legende de zachte, zalige rust der hemelgewelven door een woedenden strijd verstoord werd. ’t Was een critiek moment, een treffend oogenbllk, beslissend voor myriaden geslachten, die eenmaal Gods heerlijke schepping zouden bevolken. Zou de mensch in het aanzijn, geroepen worden en met hem de onafzienbare reeks gewaarwordingen of zou hij van de geboorte reeds in het eeuwige niet verzinken? Zou de liefelijke stroom van vreugde en voldoening, de golven van hartstocht en strijd, de machtige wateren van geest en verstand over het aardrijk uitgestort worden of zou geen menschelijk bewustzijn den aardbodem verlichten? Het engelenheir splitste zich in 2 groepen. „Almachtige Wereldbestuurder”, sprak een groep, „zet de kroon op Uw werk, laat de mensch verschijnen. Hij zal zich door verstand en door een rein zieleleven boven alle schepselen onderscheiden, zich boven de koude materie verheffen en aan een hoogere roeping zich wijden, zich verdiepen in beschouwingen over het eeuwig goddelijke. Spreek daarom, o God, dat de mensch verschijne.” De andere engelengroep sprak: „O, Rechtvaardige Koning, zoudt Ge Uw heerlijke schepping willen ontsieren door een wezen, arglustlg van geest, zich bedienend van logen en en bedrog en terwille van geld en goed, eer en roem, eerlijkheid en trouw met voeten tredend, niet alleen uit boos opzet maar door vereering van vooropgezette meeningen de waarheid verkrachtende”. Een eerbiedig zwijgen volgde. Tot eindelijk de Almachtige sprak: „de mensch worde geboren! Maar waarheid zal opbloeien uit de aarde en deugd en rechtvaardigheid zal van uit den hoogen nederdalen. De mensch zal het sieraad der schepping worden!” Ziedaar, hooggeacht bestuur, waaarom deze dag mij, Rabbijn dezer gemeente tot een feestdag is. Ik behoef u niet te zeggen, dat te rijke historie van het Jodendom op bijna elke bladzijde kennis en wetenschap leert waardeeren en liefhebben. Vandaar onze hooge eerbied voor de studie en voor den hoogepriester, die in den tempel der wetenschap den dienst verricht, vandaar ook, ons met diepe erkentelijkheid opzien naar den schoonen arbeid, vooral door de medische wetenschap verricht. Volgens de Joodsche wetten is het hem, die merkte, dat er aan zijn gezondheid iets ontbreekt, niet alleen geoorloofd, menschelijke hulp van den geneesheer In te roepen, maar is het zelfs een onafwijsbare plicht, dit te doen. Natuurlijk dwingt de Joodsche overtuiging G. te bidden om redding en hulp, maar daarbij wordt niet gedacht aan een wonder, maar aan den juisten blik, dien de Algoede den geneesheer moge schenken, om zijn taak naar behooren te volbrengen. Geneeskundige hulp kan alleen dan ons ten volle bevredigen, als ze niet In botsing komt met godsdienstige overtuiging. De meest heilzame dranken worden als alsem, wanneer innige gevoelens van godsd. overtuiging gebroken worden. Hij, die het Jodendom kent niet slechts uit oppervlakkige beschouwing, maar doordien hij met meer intense kracht wetten en instellingen heeft getoetst, hij gevoelt het, dat een Joodsche Ziekenverpleging eene onmisbare levensbehoefte voor ons is. Niet, dat wij ondankbaar zouden zijn voor de groote hulp ons tot nu verleend door de zustervereenigingen op niet- Joodschen grondslag, maar omdat we weten, dat menigeen schrijnend leed gevoelde, als hij gebrekkig voldaan zag aan wat zijn gemoed eischte. Innige combinatie van het godsdienstig geloof en wetenschappelijke waarheid, ziedaar de oplossing van het groote probleem bij de geboorte van den mensch geopperd en hier opgelost. Daarom breng ik het bestuur een eeresalut op den feestdag, waarop het grootsche werk tot stand kwam (applaus).

Ik weet het, men had met groote moeilijkheden te kampen; veel lauwe onverschilligheid moest worden bestreden. Maar onder bekwame leiding van den wakkeren voorzitter en den volijverigen secretaris is met lust en toewijding gestreden, gevochten bijna voor de vervulling van het schoone ideaal. Er is een prachtig resultaat bereikt! Ge hebt het Ned. Jodendom voor altijd aan u verplicht! Laat ons daarom de hoop uitspreken, dat het huis altijd moge beantwoorden aan de heerlijke verwachtingen, die er aan zjjn vastgeknoopt, dat allen, die er door ziekte geteisterd, hulp en redding komen zoeken, door de genade van den Algoede er genezing mogen vinden. Moge dit huis een sieraad worden voor onze stad, een sieraad voor de Joodsche gemeente, en ten allen tijde tot geluk en zegen strekken. Zoo zij het! (Langdurige toejuichingen).

Burgemeester Tellegen wil mede namens zijn medelid in ’t college van B. en W., dr. Jltta, in de eerste plaats dank zeggen voor de vriendelijke woorden van den voorzitter aan het begin der plechtigheid. Wij zijn — zegt spreker — als vertegenwoordigers van bet Gemeentebestuur van Amsterdam zeer gaarne hier gekomen bij de opening van het nieuwe gesticht. Want het kan der Gemeente Amsterdam niet anders dan welkom zijn, dat er steeds meer en beter gelegenheid komt om zieken te verplegen, van welken rang en stand ook. De gemeente Amsterdam heeft zelf in dit opzicht een grootsche taak te vervullen, vooral voor de minst met aardsche goederen bedeelden. Dat men behoefte gevoelt, zich zélf te helpen, kan het bestuur niet anders dan gaarne zien gebeuren, het Gemeentebestuur behoeft dan immers niet bij te springen. Gij, geachte president, hebt een bewijs gegeven, hoe groote behoefte er was aan het gesticht. De bouw ware anders niet mogelijk geweest in dezen bangen tijd. Ik heb destijds met uw bestuur geconfereerd, hoe aan de moeilijkheden tegemoet te komen. Dat ten slotte geen hulp behoefde te worden geboden, bewijst dat ge de kracht in u zelf hebt gevonden om het werk te voltooien. Het mag dan ook wel geconstateerd worden, dat van dat de eerste spade in den grond Is gestoken, tot dat de kroon op het werk kon worden gezet, alles geschied Is in bet bange oorlogsjaar en in moeilijke omstandigheden. Zulks is een goed teeken voor de toekomst! Moogt ge in die toekomst even groote kracht ontwikkelen als ge getoond hebt te bezitten, moge de stichting steeds aan haar doel beantwoorden, moge er zegen op uw werk rusten en de zieken er genezing vinden! (Langdurig applaus).

De plechtigheid was hiermede geëindigd. Velen maakten van de gelegenheid om het schoone gebouw te bezichtigen gebruik. De inrichting steekt het zoo fraaie Port. Ziekenhuis waardig naar den kroon. Er kan niet te veel gezegd worden van den voortreffelijken bouw, de doelmatige indeeling, de fraaie inkleeding. Het Is een prachtwerk, waarop het niet genoeg te prijzen bestuur terecht trots mag zijn. Het heeft zich een eerezuil opgericht, waardoor zijn naam met gouden letteren in de annalen onzer gemeentehistorie gegrift zal blijven. Moge het immer met voldoening op den schoonen dag van heden kunnen terugzien!’

Trivia
Na een fusie met het Nicolaas Tulpziekenhuis is na 1971 in het Ziekenhuis Amstelland bepaald dat daar een vleugel met 70 bedden aanwezig blijft die als opvolger van het CIZ gezien kan worden en waar de Joodse ritus gehandhaafd blijft.

 

bron:
nai.nl,
Samuel Bloemgarten, Joods Amsterdam in een bewogen tijd 1890 – 1940 (Zwolle 1992)
“Laatste Berichten. Per Telegraaf (benoeming L. van Gelder).”. “Nieuwe Apeldoornsche courant”. Apeldoorn, 17-03-1916. Geraadpleegd op Delpher op 12-05-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMCODA01:000150998:mpeg21:a0042
“Centrale Israël. Ziekenverpleging.”. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 07-07-1916. Geraadpleegd op Delpher op 12-05-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010860461:mpeg21:a0063
CIZ op https://www.ziekenhuisamstelland.nl/nl/over-zha/de-joodse-identiteit/centrale-israelietische-ziekenverpleging-ciz/ (geraadpleegd 11 mei 2019)

illustratie:
Jacob Obrechtstraat 92, hoek met Heinzestraat, Centrale Israëlitische ziekenverpleging (CIZ). Foto 1972. Zantkuijl, H.J. Stadsarchief Amsterdam Beeldbank Collectie Bureau Monumentenzorg: negatiefvellen. BMAB00001000011_019

gepubliceerd:
23 april 2016

laatst bijgewerkt:
10 mei 2022