Eli Asser werd als Elias Asser geboren in Amsterdam (22 december 1922 – Amsterdam, 25 januari 2019) in het gezin van Isaac Asser (Amsterdam, 2 september 1883 – Auschwitz, ) en Johanna van West (Amsterdam, 23 oktober 1892 – Auschwitz, 10 september 1942). Eli was eerder gehuwd met Esther Kreveld (Amsterdam, 15 november 1892 – Sobibor, ), van wie hij scheidde. Isaac had naast Eli nog drie kinderen; Jacques (Amsterdam, 30 mei 1918 – Auschwitz, ), Philip (Amsterdam, 25 december 1919 – Amsterdam, 13 januari 1920) en Rebecca (Amsterdam, – Auschwitz, ).
Kort voor de geboorte van Eli waren zijn ouders gaan wonen op de Jodenhouttuinen 5a en Eli bracht daar de eerste jaren van zijn jeugd door. De Jodenhouttuinen waren een zeer arme straat in Amsterdam, parallel aan de Jodenbreestraat en tussen die straat en de gracht gelegen. Eli woonde aan de kant van ‘Het Huisje van Gosler‘, het tegenwoordige café ‘De Sluyswacht’, dat toen het adres Jodenhouttuinen 1 had.
Vader Isaac was volgens het gezinskaart van het Stadsarchief Amsterdam sigarenmaker. Hij ventte zijn waren uit, de ene keer verdiende hij meer, de andere keer verdiende hij niets en het gezin had het niet breed. Naast het beroep dat op de gezinskaart staat was Isaac standwerker op de Waterloopleinmarkt en verkocht daar scheermesjes. In juli 1928 werd de financiële gezinssituatie iets beter en verhuisde het gezin naar de Jodenbreestraat 55, op een steenworp afstand en volgens de omschrijving van Eli een gezellige en drukke winkelstraat. Daar hebben ze maar kort gewoond, in december 1931 verhuisde het gezin terug naar de Jodenhouttuinen waar ze op 66-3 gingen wonen. Daar woonden ze in februari 1941 nog.
Eli deed het goed op school. Zelfs zo goed dat hij toelatingsexamen mocht doen voor het Barlaeusgymnasium en werd toegelaten. Dat was zowel bijzonder in de arme Jodenbuurt als op het elitaire Barleaus. Eli leefde in twee werelden.
Eli was een goede leerling op het Barleaus en slaagde cum laude in 1941, vlak voor de anti-Joodse maatregelen van de bezetter ervoor gezorgd zou hebben dat hij naar een andere middelbare school had gemoeten. Maar rechten gaan studeren, wat zijn ambitie was, kon inmiddels niet meer. Hij kreeg een baantje in de postkamer van de Joodsche Raad op het hoofdkantoor op de Nieuwe Keizersgracht 58. Het was wel een baantje waardoor hij een Sper kreeg en voorlopig niet op transport hoefde. Na de oorlog zou Eli er spijt van hebben voor de Joodsche Raad, als doorgeefluik van de nazi’s, gewerkt te hebben. In 1942 volgde er voor Eli een oproep. Hij moest gaan werken in een van de vele werkkampen. Hij kon dat voorkomen door zich aan te melden, na voorspraak van een vriend Remi Frank, om te gaan werken als leerling-verpleger bij Het Apeldoornsche Bosch, een psychiatrische inrichting voor Joden bij Apeldoorn.
Ook zijn vriendin Eva (Eefje) Croiset (Amsterdam, 6 oktober 1922 – Amsterdam, 20 juni 2002), die hij op het Barleaus had leren kennen, vond er werk als schoonmaakster. Ferdinand Hugo Aus der Fünten, de nazi die de feitelijke leiding had bij de deportaties van de Joden in Nederland, bezocht de inrichting op 11 januari 1943. Hoewel men zich veilig waande in het Apeldoornsche Bosch, vertrouwde een deel van het personeel de situatie niet na dit bezoek. Op 21 januari 1943 volgde de verschrikkelijke razzia op Het Apeldoornsche Bosch, maar Eefje en Eli slaagden erin om in de nacht van de 20e januari, volgend op de dag dat er honderden leden van de Ordedienst in de inrichting verschenen, te vluchten naar Amsterdam. Ze gingen eerst naar de Weteringstraat 4hs waar de moeder van Eefje woonde, Carolina Elisabeth Miller (Amsterdam, – Auschwitz, ). Eefje kreeg een onderduik in Utrecht, Eli in Friesland.
Eli werd na de oorlog journalist en schreef onder andere bij de Haagsch Dagblad en Vrij Nederland. Zijn doorbraak als tekstschrijver kwam in 1953 bij de VARA. Voor de AVRO en de KRO schreef hij komedies waaronder de tussen 1969 en 1972 uitgezonden ’t Schaep met de 5 pooten en Citroentje met Suiker.
bron:
Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Isaac Asser
www.joodsmonument.nl, lemmata gezin Asser
Eli en Eefje Asser ontsnapten aan nachtelijke deportatie van Het Apeldoomsche Bosch door Loeki Abram. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 24-01-1992, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 01-01-2022, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010860405:mpeg21:p008
Stadsarchief Amsterdam, Carolina Elisabeth Miller, Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 561
illustratie:
Eli en Eefje Asser ontsnapten aan nachtelijke deportatie van Het Apeldoomsche Bosch door Loeki Abram. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 24-01-1992, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 01-01-2022, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010860405:mpeg21:p008
gepubliceerd:
1 januari 2022
laatst bijgewerkt:
1 februari 2022