Mozes Velleman

Mozes Velleman (Nieuwer-Amstel, – Sobibor, ) begon op 58-jarige leeftijd twee broodjeszaken in Amsterdam. Mozes was gehuwd met Hanna Gosler (Amsterdam, – Sobibor, ) en zij kregen drie kinderen; Nathan (Sloten, – Auschwitz, ), Roosje (Nieuwer-Amstel, – Sobibor, ) en Jacob (Amsterdam, – Auschwitz, ). Mozes en Hanna woonden in het begin van de oorlog op de Vechtstraat 177hs, later op de Vechtstraat 139hs.

Stadsarchief Amsterdam, beeldbank / Arsath Ro’is, J.M. Kleine-Gartmanplantsoen 33-39, 2 mei 1968. 010122029243

De eerste advertentie van een broodjeszaak dateerde uit 1936. De zaak op de Kleine Gartmanplantsoen 35 werd toen genoemd. Kort na de advertentie uit 1936 verscheen een advertentie waarin werd vermeld dat de zaak op zondagen geopend was. De advertentie rechtsboven op deze pagina verscheen in 1937, toen was er sprake van twee zaken, nu ook op de Korte Reguliersdwarsstraat 5. Op het laatste adres zit, samen met nummer 7 en 9, nog steeds een broodjeszaak. Op de foto uit 1968 is de zaak op het Kleine Gartmanplantsoen nog te zien, het is het witte pand. Deze panden werden in 1984 afgebroken en tegenwoordig staat op deze locatie een snackbar.

Voordat Mozes Velleman zich als ondernemer in Amsterdam vestigde werkte hij in de veehandel. Mozes en Hanna woonden op een kleine boerderij in Sloten waar de eerste twee kinderen werden geboren. In 1904 verhuisde het gezin naar de stad en Mozes ging in de diamantindustrie werken. Het inkomen was laag en het gezin had moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. Tijdens de crisis van de jaren dertig verloren Mozes en zijn zoon Nathan hun baan. De broodjeszaak werd als een uitweg uit de armoede gezien.

De kinderen
Nathan leerde voor elektricien op de Ambachtsschool. Omdat vader het schoolgeld niet meer kon betalen moest hij de opleiding voortijdig staken en hij ging eveneens in de diamantindustrie werken. Nathan huwde op 10 augustus 1927 met Katherine Woolf Londen, – Auschwitz, ) en zij kregen twee kinderen; Hanna (Amsterdam, – Auschwitz, ) en Edward Morris (Amsterdam, – Auschwitz, ). In het begin van de oorlog woonde het gezin op de Amstelkade 25-2 en Nathan werkte in de zaak van zijn vader.
Nathan Velleman ging in het verzet en maakte als verzetsstrijder deel uit van het Comité voor Vrij Nederland. Deze organisatie richtte zich op sabotage en het verstrekken van inlichting aan Engeland. Nathan legde contact met Engeland met een zender. Op 1 maart 1941 werd hij in Amsterdam opgepakt en opgesloten in de strafgevangenis van Scheveningen. Wegens zijn contacten met Engeland werd hij ‘wegens spionage’ in 1941 ter dood veroordeeld. Dit was aangetekend op zijn kaart van de Joodsche Raad en er werd later aan toegevoegd dat die mededeling geen waarde had. Er was geen bevestiging van gekomen. Nathan had echter van de Duitse opperbevelhebber Christiansen gratie gekregen en de straf was omgezet in een levenslange gevangenisstraf. Via enkele Duitse gevangenissen werd hij naar Auschwitz op transport gesteld.

Roosje trouwde op 9 september 1931 met Salomon Duim (Amsterdam, – Sobibor, ), chef van een confectiefabriek. Ze kregen een dochter Kitty Jeannette (Amsterdam, – Sobibor, ) en woonden in het begin van de oorlog op de Vechtstraat 143-1 en moesten in mei 1943 verhuizen naar de Retiefstraat 17-1.

Jacob was een zorgenkind door psychische problemen. Hij woonde nog bij zijn ouders op de Vechtstraat 139hs.

De slagerij van Maurits Hart (Amsterdam, – Sobibor, ) was gevestigd op Rijnstraat 163, het gezin stond geregistreerd op 163hs. Maurits was gehuwd met Helena Johanna Furth (Amsterdam, – Sobibor, ) en zij hadden een dochter Stella (Amsterdam, – Sobibor, ).

Bezetting
Tijdens de bezetting was Mozes medewerker bij de vleesdistributie van de Joodsche Raad. Volgens zijn kaart van de Joodsche Raad voerde hij die functie uit bij de slagerij van de Firma Hart op de Rijnstraat 163. De slagerij van M. Hart was een van de Joodse slagerijen die tijdens de oorlog aan Joodse klanten mochten leveren. Deze slagerij moest in de loop van 1943 dicht en daarmee verviel de Sperre voor Mozes en zijn gezin. Op 1 juni 1943 werden ze gedeporteerd en drie dagen later vermoord in Sobibor.

De zaak op de Reguliersdwarsstraat mocht al tijdens de oorlog niet meer worden uitgebaat. Na de bevrijding betrok Aat van Dobben dit pand en vestigde er een broodjeszaak. In 1950 werd het buurpand op nummer 7 bij de zaak getrokken.
Johannes van der Weerdt en zijn vrouw Elisabeth (Bet) Ouwerkerk trokken in het pand op het Kleine Gartmanplantsoen en openden er een zaak met de naam BeJo. Vanaf 1959 was er ook een automatiekhal gevestigd bij deze onderneming.

 

 

bron:
Mozes Velleman, Stadsarchief Amsterdam, Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 840.
Nathan Velleman, NIOD, Erelijst Verzet en Koopvaardij, database vervaardigd door dhr J.W. de Leeuw.
Nathan Velleman, kaart Joodsche Raad, Arolsen Archives, 130389169 (Nathan VELLEMAN).
Mozes Velleman, kaart Joodsche Raad, Arolsen Archives, 130389162 (Mozes VELLEMAN).
Katherine Woolf, kaart Joodsche Raad, Arolsen Archives, 130389092 (Katherine VELLEMAN WOOLF).
Advertentie. “Het volk”. Amsterdam, 03-07-1937, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB15:000889005:mpeg21:p00005.
M. Hart, Mededeeling. “Het joodsche weekblad : uitgave van den Joodschen Raad voor Amsterdam”. Amsterdam, 24-04-1942, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 22-01-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010318315:mpeg21:p001.
Hell, Maarten, Mozes Velleman maakte belegdebroodjescultuur groot in Amsterdam uitgaansgebied in Trouw, 20 januari 2024.
Roosje Velleman, Stadsarchief Amsterdam, Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 840.
Jacob Velleman, Stadsarchief Amsterdam, Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 840.

illustratie:
Advertentie. “Het volk”. Amsterdam, 03-07-1937, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB15:000889005:mpeg21:p00005.
Stadsarchief Amsterdam, beeldbank / Arsath Ro’is, J.M. Kleine-Gartmanplantsoen 33-39, 2 mei 1968. 010122029243.